Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Mening, argument en conclusie + samengestelde zinnen
Vandaag
Terugblik vorige les
Mening, argument en conclusie
Zelfstandig werken
1 / 37
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-4
In deze les zitten
37 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Vandaag
Terugblik vorige les
Mening, argument en conclusie
Zelfstandig werken
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Je leert meningen, argumenten en conclusies herkennen in een tekst.
Slide 2 - Tekstslide
Waaraan kun je een mening het makkelijkst herkennen
A
Er staat uitgelegd met welk doel iemand ergens van vindt
B
Er staat uitgelegd met welke reden iemand ergens over denkt
C
Er wordt een signaalwoord zoals 'Volgens mij' gebruikt
D
Er wordt uitgelegd waarom iemand iets vindt.
Slide 3 - Quizvraag
Mening, argument en conclusie
Mening / Standpunt
Als je ergens iets van vindt of ergens op een bepaalde manier over denkt
Signaalwoorden:
Ik vind, ik denk, volgens mij, naar mijn mening, mijn opvatting is, als je het mij vraagt...
Slide 4 - Tekstslide
Mening, argument en conclusie
Mening / Standpunt
De uitleg waarom je iets vindt, hoort niet bij de mening!
Voorbeeld:
Ik vind dat het proefwerk te moeilijk was, want we hadden nooit uitleg gekregen over zinsdelen en woordsoorten.
Ik vind dat het proefwerk te moeilijk was,
want we hadden nooit uitleg gekregen over zinsdelen en woordsoorten
.
Slide 5 - Tekstslide
In welke zin staat een argument dat herkenbaar is aan een signaalwoord
A
Ik heb geen zin in het feest; ik ben moe.
B
Ik heb geen zin om weg te gaan omdat ik moe ben.
C
Ik ben moe.
D
Ik ben echt supermoe.
Slide 6 - Quizvraag
Mening, argument en conclusie
Argument
Je legt uit waaróm je iets vindt, of wanneer je je mening wilt verdedigen.
Signaalwoorden
want, omdat, namelijk, immers
Slide 7 - Tekstslide
Mening, argument en conclusie
Conclusie
Als alle argumenten zijn gegeven, maakt iemand de balans op. Hij kan dan alles wat hij heeft gezegd kort herhalen.
Dan trekt hij de conclusie.
Signaalwoorden
Dus, concluderend, uiteindelijk, dat betekent, dat houdt in, daarom...
Slide 8 - Tekstslide
Signaalwoord voor mening
Signaalwoord voor argument
Mijn opvatting is
want
immers
volgens hem...
men vindt
Omdat
Slide 9 - Sleepvraag
Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord:
Willem-Alexander is de koning van Nederland.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
D
Conclusie
Slide 10 - Quizvraag
Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord:
Ik vind Maxima de mooiste koningin van Europa.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
D
Conclusie
Slide 11 - Quizvraag
Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord:
Dat betekent dat prinses Beatrix haar boot moet verkopen.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
D
Conclusie
Slide 12 - Quizvraag
Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord:
Omdat deze boot de burgers heel veel geld kost.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
D
Conclusie
Slide 13 - Quizvraag
Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord:
Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
D
Conclusie
Slide 14 - Quizvraag
Noteer twee signaalwoorden voor een standpunt.
timer
0:30
Slide 15 - Open vraag
Noteer twee signaalwoorden voor een argument.
timer
0:30
Slide 16 - Open vraag
Dit zijn samenstellingen
Woorden kunnen samengesteld zijn
uit twee woorden.
Je kent het woord
prijs
en het woord
verhoging
.
Prijsverhoging
betekent dat de prijs omhoog gaat.
Slide 17 - Tekstslide
Samengestelde zinnen:
Samenstellingen = woordniveau
Samengestelde zinnen = zinsniveau
Slide 18 - Tekstslide
Samengestelde zinnen:
- Jonas
traint
elke dag
- Jonas
traint
elke dag, want hij
wil
later profvoetballer worden.
In de eerste zin staat één persoonsvorm. Zo'n zin is een
enkelvoudige zin
.
In de tweede zin staan twee persoonsvormen. Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je
samengestelde zinnen
.
Samengestelde zinnen, zijn twee of meer losse zinnen die tot één zin zijn samengevoegd.
Slide 19 - Tekstslide
Samengestelde zinnen:
Is het echt zo makkelijk?
Met de voegwoorden,
en
,
maar
en
want
kun je van twee enkelvoudige zinnen een samengestelde zin maken.
Slide 20 - Tekstslide
Samengestelde zinnen:
Opa werkte
en
oma deed het huishouden
Iedereen viert feest,
want
het is bevrijdingsdag
Slide 21 - Tekstslide
Samengestelde zinnen:
Is het echt zo makkelijk?
Twee zinnen worden één
Voegwoorden: en, maar, want.
Slide 22 - Tekstslide
Samengestelde zinnen:
Een samengestelde zin heeft altijd twee of meer persoonsvormen.
Je weet dus dat je met een samengestelde zin te maken hebt als je meer dan twee persoonsvormen telt.
Slide 23 - Tekstslide
Samengestelde zinnen:
In een samengestelde zin kunnen naast de persoonsvormen nog meer werkwoorden staan. Bijvoorbeeld:
Marnix
heeft
hard
geleerd
voor de
pv geen pv
geschiedenistoets, dus hij
gaat
die zeker
halen
.
pv geen pv
Slide 24 - Tekstslide
Samengestelde zinnen:
Zo vind je de persoonsvormen en onderwerpen in een samengestelde zin.
1. Zet de zin in een andere tijd. Je maakt van de tegenwoordige tijd verleden tijd, of andersom.
De werkwoorden die veranderen, zijn persoonsvormen.
- Meyra
verzamelt
oude tijdschriften, zodat ze de foto's
kan
uitknippen voor een collage.
- Meyra
verzamelde
oude tijdschriften, zodat ze de foto's
kon
uitknippen voor een collage.
Stel bij elke persoonsvorm de vraag: wie/wat + pv?
Het antwoord is het onderwerp.
Wie verzamelt? Meyra = ow
Wie kan? Ze = ow
Slide 25 - Tekstslide
Bij samengestelde zinnen
A
heb je altijd een voegwoord vooraan
B
heb je altijd een voegwoord tussen de zinnen
C
heb je geen voegwoord nodig
D
heb je soms een voegwoord vooraan en soms tussen de zinnen
Slide 26 - Quizvraag
Bij welk voegwoord in samengestelde zinnen moet je ALTIJD naar het onderwerp en persoonsvorm kijken?
A
Want
B
Of
C
Maar
D
En
Slide 27 - Quizvraag
Welke bewering klopt? Het kunnen er meerdere zijn.
A
In iedere zin staat een pv
B
Als er meerdere pv's in een zin staan is het altijd een samengestelde zin.
C
In een hoofdzin staan de pv en het ow naast elkaar
D
In een bijzin staan de pv en het ow niet naast elkaar
Slide 28 - Quizvraag
Welke zinnen zijn samengestelde zinnen?
A
De temperatuur zal morgen in het noorden van het land dalen naar zo’n 18 graden.
B
Omdat ik mijn arm in het gips heb, kan ik niet mee naar het zwembad.
C
Tijdens mijn maatschappelijke stage in het ziekenhuis heeft Ahmed veel geleerd.
D
In onze klas werd fel gediscussieerd over de ruzie tussen Herman en Boris.
Slide 29 - Quizvraag
Welke zinnen zijn samengestelde zinnen?
A
Bram voetbalt en hij zit op tafeltennis.
B
Door de vele fietsers in de stad kan de tram lastig rijden.
C
Na de kerstvakantie begint het nieuwe kalenderjaar.
D
Terwijl ik op de bus wachtte, werd ik nat gespetterd door een auto.
Slide 30 - Quizvraag
Welke zinnen zijn samengestelde zinnen?
A
Mijn buurjongen was zijn zusje weer eens vergeten
B
Banjer rent door het park en zijn baasje rent erachteraan
C
Toen het begon te waaien, deden we snel onze jas aan.
D
De dansjes van Tiktok zijn heel populair tegenwoordig.
Slide 31 - Quizvraag
Henk eet chips, omdat hij dat heel erg lekker vindt.
A
De zin heeft één persoonsvorm.
B
De zin heeft twee persoonsvormen.
C
De zin heeft drie persoonsvormen.
D
De zin heeft vier persoonsvormen.
Slide 32 - Quizvraag
Het verbaasde me dat ik jou blijkbaar niet kon vertrouwen.
A
De zin heeft vier persoonsvormen.
B
De zin heeft één persoonsvorm.
C
De zin heeft twee persoonsvormen.
D
De zin heeft drie persoonsvormen.
Slide 33 - Quizvraag
ENKELVOUDIG OF SAMENGESTELDE ZINNEN?
1. Sarah heeft een kat.
2. De oortjes van Gianluca zijn kwijt, maar gelukkig heeft Bram ze gevonden.
A
1 = enkelvoudige zin, want er is 1 pv 2 = enkelvoudige zin, want er is 1 pv
B
1 = enkelvoudige zin, want er is 1 pv 2 = samengestelde zin, want er zijn 3 pv
C
1 = samengestelde zin, want er zijn 2 pv 2 = enkelvoudige zin, want er is 1 pv
D
1 = enkelvoudige zin, want er is 1 pv 2 = samengestelde zin, want er zijn 2 pv
Slide 34 - Quizvraag
Ik vond het niet leuk dat je dat zei, maar je had wel gelijk gekregen.
A
De zin heeft 1 persoonsvorm.
B
De zin heeft 2 persoonsvormen.
C
De zin heeft 3 persoonsvormen.
D
De zin heeft 4 persoonsvormen.
Slide 35 - Quizvraag
Signaalwoord voor een standpunt
Signaalwoord voor een argument
Signaalwoord voor ander tekstverband
Toch
Dus
Volgens mij
Want
Immers
Zo
De auteur vindt...
Namelijk
Slide 36 - Sleepvraag
Zelfstandig werken
blz. 39 opdr. 1, 2, 3 MOET in de les
4, 6, 7
timer
20:00
Slide 37 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Mening, argument en conclusie + samengestelde zinnen
November 2024
- Les met
38 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-4
Enkelvoudige en samengestelde zinnen
April 2023
- Les met
25 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
samengestelde zinnen, hoofd- en bijzinnen
Mei 2022
- Les met
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Uitleg H5 - werkwoordspelling - persoonsvorm in samengestelde zinnen
25 dagen geleden
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Samengestelde zinnen
Januari 2023
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Zinsontleding
Mei 2024
- Les met
15 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Samengestelde zinnen, Kern les 35
September 2024
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
6.2 Grammatica - voegwoorden samengestelde zinnen
25 dagen geleden
- Les met
16 slides
Ned
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4