a. De (stressen)
gestreste/ gestresde leerlingen.
b. Een (durven) gedurfte/ gedurfde manier.
c. De (witten) gewitte/gewite muren.
d. De (schreeuwen) ......... ADO supporters.
e. (Schreeuwen) ............ liepen de ADO supporters het stadion uit.
e. beveiliging + agenten= beveiligingagenten/beveiligingsagenten
f. hoogte + verschil= hoogteverschil/hoogtenverschil