het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp

het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Fleur koopt de kaart. Zij schrijft de kaart.
Fleur koopt de kaart. Zij schrijft hem.
Om herhaling van een zinsdeel ( het lijdend voorwerp) te voorkomen. Kun je het in het frans, net als in het Nederlands vervangen.
In het Frans gebruik je dan le, la, l' of les.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Fleur koopt de kaart. Zij schrijft de kaart.
Fleur koopt de kaart. Zij schrijft hem.
Om herhaling van een zinsdeel ( het lijdend voorwerp) te voorkomen. Kun je het in het frans, net als in het Nederlands vervangen.
In het Frans gebruik je dan le, la, l' of les.

Slide 1 - Tekstslide

Voorbeelden
Lida achète le cadeau.     Lida koopt het cadeau.
Elle la donne à son frère.  Zij geeft het aan haar broer.

Slide 2 - Tekstslide

enkelvoud

mannelijk le of l'
vrouwelijk la of l'
meervoud

les
les

Slide 3 - Tekstslide

le, la, l' of les

...........cadeau
A
la
B
le
C
les
D
l'

Slide 4 - Quizvraag

le, la, l' of les

...........carte
A
la
B
le
C
les
D
l'

Slide 5 - Quizvraag

le, la, l' of les

...........frère
A
la
B
le
C
les
D
l'

Slide 6 - Quizvraag

le, la, l' of les

...........route
A
la
B
le
C
les
D
l'

Slide 7 - Quizvraag

le, la, l' of les

...........dame
A
la
B
le
C
les
D
l'

Slide 8 - Quizvraag

le, la, l' of les

...........livres
A
la
B
le
C
les
D
l'

Slide 9 - Quizvraag

le, la, l' of les

...........homme
A
la
B
le
C
les
D
l'

Slide 10 - Quizvraag

Ik geef een boek aan jou.

Je te........ donne
A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 11 - Quizvraag

Hij koopt een kast

Il ........achète pour Anne




A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 12 - Quizvraag

Fleur koopt bloemen

Elle ...... donne à grand-mère








A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 13 - Quizvraag

Fleur koopt eten

elle ....... donne au chien








A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 14 - Quizvraag

Oma haalt boodschappen.

Elle ........obtient du supermarché








A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 15 - Quizvraag

De bakker bakt brood.

Le boulanger .......... donne au client








A
le
B
la
C
les
D
l'

Slide 16 - Quizvraag

De plaats van het persoonlijk voornaamwoord.
Het persoonlijk voornaamwoord le, les, l' , la staat voor het eerste werkwoord in de zin.

Slide 17 - Tekstslide

voorbeelden
Je cherche le plan (Ik zoek de kaart)
Je le cherche 

Slide 18 - Tekstslide

heel werkwoord
Maar als er een heel werkwoord in de zin staat, komt le, la, l' of les voor het hele werkwoord.
Je vais chercher le plan
Je vais le chercher.

Slide 19 - Tekstslide

Ik kies het hotel

je......choisis
A
la
B
le
C
l'
D
les

Slide 20 - Quizvraag

Ik heb het hotel gekozen.

je .......ai choisi
A
la
B
le
C
l'
D
les

Slide 21 - Quizvraag

Ik ga het hotel kiezen.

je vais ....... choisir
A
la
B
le
C
l'
D
les

Slide 22 - Quizvraag