Zorg voor 5 leerlingen op de vloer. Speler 1 blijft op de vloer, de anderen gaan naar de gang. Met het publiek wordt er een moordenaar, moordwapen en moordlocatie bedacht. Aan speler 1 de taak dit zo goed mogelijk uit te beelden aan speler 2. Als speler 2 alle drie de elementen in zijn hoofd heeft, komt speler 3 op. Speler 1 gaat aan de kant en laat niks merken. Speler 2 beeldt nu uit aan speler 3 wat hij net door heeft gekregen van speler 1. Herhaling voor speler 4 en 5. Speler 5 vertelt aan het einde van de rit wat ervan over is gebleven, wat is aan hem uitgebeeld?
abc'tje
Slide 5 - Tekstslide
Verdeel de groep in tweeën. Een groep is publiek, de andere groep komt in een rij op de vloer staan. Maak van die rij weer twee rijen. De eerste twee vooraan in die rij beginnen met de scène. Ze zijn bijv. ouder en kind. De ouder begint de eerste zin met de letter A, het kind reageert met een zin die begint met de letter B. Als de zin gezegd is, sluiten ze achterin de rij aan. De eerstvolgende gaat verder met de C, D, E, etc.
op en af
met een woord
Slide 6 - Tekstslide
Er staan 4 leerlingen op de vloer. Iedereen krijgt een woord aangewezen.
cijfer
kleur
voertuig
naam
Als ze dit woord horen, moeten ze op of af met een geldige reden. Als ze hun eigen woord zeggen, mogen ze niet af.
Dit doen ze hierna in groepjes van vier.
inspringspel
Slide 7 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
stop.. contact
Slide 8 - Tekstslide
Twee spelers op de vloer. Er wordt een wie, wat, waar bedacht. Op het moment dat de spelers horen: 'contact', moeten ze elkaar aanraken. Dit moeten ze verwerken in hun spel. Als ze horen 'stop', mogen ze hier weer mee stoppen.
iets anders
Slide 9 - Tekstslide
Twee spelers op de vloer. Ze krijgen een locatie mee, bijvoorbeeld een restaurant. Elke keer wanneer er een spelaanbod komt 'kan ik u iets te drinken inschenken?' en er wordt 'iets anders' geroepen, moeten de spelers iets anders inbrengen tot dit niet meer gebeurt. De spelleider beslist zelf wanneer hij tevreden is en zegt niets meer. De spelers spelen dan gewoon door tot er een aanbod is waar de spelleider niet tevreden mee is.
Hoge status
Beleefd:
VB: vragen, beargumenteren
Straffen:
VB: dreigen, bevelen
Samen:
VB: deal sluiten, chanteren
Lage status
Slijmen
VB: complimenteren, verleiden
Agressief
VB: boos worden, dreigen
Ontwijken
VB: afleiden, over iets anders beginnen
Slide 10 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Vragen
Commanderen
Schreeuwen
Huilen
Verleiden
Slijmen
Dreigen
Smoesjes verzinnen
Afleiden
Lachen
Beleefd zijn
Manipuleren
Redeneren
Alternatieven verzinnen
Ontwijken (over iets anders beginnen)
Deal sluiten (compromis)
De politie bellen
Zwijgen
Chanteren
Slide 11 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
wie-wat-waar-cirkel
Slide 12 - Tekstslide
De leerlingen gaan staan in twee cirkels, een binnen en een buiten cirkel, zodat ze ook kunnen doorschuiven. Ze krijgen steeds minder gegevens mee als ze de scène ingaan.