voorbeelden van werkwoorden met een lijdend voorwerp
zien, horen, voelen, ontmoeten, vinden:
iemand (ow) vindt
iets (lv)
slaan, doden, verwonden, verscheuren, wassen, koken, schilderen, lezen, snoeien: iemand (ow) slaat iemand anders (lv)
bouwen, spelen, zingen: iemand (ow) zingt iets (lv)