2ha: week 21 les 1 cursus 5 §4 aanwijzend en vragend voornaamwoord

week 23 les 1 - 2ha
timer
10:00

  • 10 minuten stillezen
  • Uitleg §4 aanwijzend en vragend voornaamwoord
  • Oefenen § 4
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

week 23 les 1 - 2ha
timer
10:00

  • 10 minuten stillezen
  • Uitleg §4 aanwijzend en vragend voornaamwoord
  • Oefenen § 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
1. Ik ken de aanwijzende voornaamwoorden.
2. Ik kan een aanwijzend voornaamwoord herkennen in een zin.
3. Ik ken de vier vragende voornaamwoorden.
4. Ik kan een vragend voornaamwoord herkennen in een zin.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling: pers.vnw / bez.vnw
1. Ik leg de boeken even op mijn kamer.
2. Die auto is van ons.
3. Dat is haar telefoon die is gevonden op school.
4. Zij zitten samen op een bankje.
5. Waarom is jullie opdracht nog steeds niet af?

Slide 3 - Tekstslide

1. ik = pers / mijn = bez
2 ons = pers
3. haar = bez
4. zij = pers
5. jullie = bez
Aanwijzende voornaamwoorden
  • Aanwijzende voornaamwoorden zijn o.a. die, dit, dat, deze. zulk(e), zo'n, dergelijk(e), hetzelfde, dezelfde.

  • Een aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord (zn) staan. Het verwijst naar het zn en maakt het zn specifieker.

  1. Mag ik een pen van jou? (een = olw)
  2. Mag ik deze pen van jou? (deze = aanw. vnw)

In zin 1 wordt een willekeurige pen bedoeld en zin 2 een specifieke pen.





Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een aanwijzend voornaamwoord kan ook terugwijzen naar een hele zin. 
We gaan morgen naar het strand. Ik vind dat (we morgen naar het strand gaan) heel erg leuk.


Aanwijzend vnw.
deze, die, dit, dat, zulk(e), zo'n, dergelijk(e), zelf, dezelfde, hetzelfde

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op:
  • De woorden dat en die zijn alleen een aanwijzend voornaamwoord als je ze kunt vervangen door dit en deze
  • Woorden die een plaats of richting aangeven zijn geen aanwijzend voornaamwoord; daar, daarheen, daarover, daarlangs.


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragende voornaamwoorden
  • Er zijn vier vragende voornaamwoorden (vr.vnw):
    wie, wat, welk(e), wat voor (een).

  • Een vr.vnw staat meestal aan het begin van een vraag. Welke spieren train je met hardlopen?

  • Wanneer een vr.vnw midden in een zin staat, kun je er een vraag van maken waarin het vragend voornaamwoord vooraan komt te staan.

    Weet jij wie er morgen op je verjaardag komen?
    Alysia vraagt aan haar vrienden wie er op haar verjaardag komen
    Wie = vragend voornaamwoord



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op: de woorden wie en wat zijn geen vragend voornaamwoord als ze terugverwijzen naar een eerder genoemd woord; Dat meisje op wie jij verliefd bent......
Vragend vnw.
wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf oefenen
Wat: Maak van cursus  5 § 2 af en maak daarna §4 aanwijzende en vragend voornaamwoord opdr. 1 t/m5
Hoe:  Individueel, maar je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie uit je boek of internet.
Tijd: 20 min.
Uitkomst: Geoefend met de woordsoorten aanwijzende en vragend voornaamwoord
Klaar?
huiswerk of leesboek
timer
20:00

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

week 21 les 3+4 - 2htvtb
timer
10:00
1e uur
  • 10 minuten stillezen
  • Uitleg §4 aanwijzend en vragend voornaamwoord
  • Oefenen § 4
2de uur
  • 10 minuten stillezen
  • Schrijfopdracht
  • Nieuwsquiz

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Oefenen met het schrijven van een creatieve tekst

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



[aanhef met naam],
Natuurlijk wil ik dat! Maar al te graag! Na vorige week had ik er niet meer op durven hopen dat je hiermee nog op de proppen zou komen.
Het is wel lastig, dat je ook [naam] en [naam] uitnodigt, want die zijn slecht ter been / helemaal niet in het land / broer en zus / … [verzin iets anders]
We zien elkaar morgen om tien uur op de afgesproken plaats.
[groet],
[jouw naam]


[aanhef met naam],
Natuurlijk wil ik dat! Maar al te graag! Na vorige week had ik er niet meer op durven hopen dat je hiermee nog op de proppen zou komen.
Het is wel lastig, dat je ook [naam] en [naam] uitnodigt, want die zijn slecht ter been / helemaal niet in het land / broer en zus / … [verzin iets anders]
We zien elkaar morgen om tien uur op de afgesproken plaats.
[groet],
[jouw naam]


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Je hebt gisteren een e-mail ontvangen met een voorstel waar je heel blij van bent geworden. Hieronder staat jouw eigen reactie.
Schrijf nu de oorspronkelijke (voorstel)e-mail (200-300 woorden). 

Laat je fantasie en creativiteit de vrije loop, maar zorg wel dat het logisch is. Het voorstel moet kloppen met de antwoordbrief.  De namen vul je uiteraard zelf in. Is het een persoonlijke of zakelijke brief? Welke argumenten heb je voor je voorstel? 

De aanhef (hoi, beste, lieve…), de rode tekst, en de afsluitende groet mag je veranderen in wat je passend vindt.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf oefenen
Wat: Schrijf de voorstelbrief
Hoe:  Individueel, maar je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit, maar ieder schrijft zijn eigen brief
Hulp: Internet, buur
Tijd: 20-25 min.
Uitkomst: Geoefend met creatief schrijven.
Klaar?
huiswerk of leesboek
timer
20:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies