Bijlesklas 1MH - Oefentoets

Bijlesklas 1MH - Oefentoets

Schrijf de betekenis op, van de onderstaande begrippen.
Domein, leenman, ridder, vroege middeleeuwen en agrarische samenleving.

Welke twee begrippen, passen bij de bron?
Doe het zo:
Het begrip ... past goed, want ...
Het begrip ... past goed, want ...

Hieronder staan drie beschrijvingen, van delen van een domein. Geef bij elke beschrijving, de juiste naam.

A. In dit deel gingen boeren vissen of houthakken. 

B. In dit deel woonden en werkten de boeren met hun gezinnen.

C. In dit deel lagen het huis en de gronden van de heer. 

Geef van de onderstaande zinnen aan of ze passen bij het hofstelsel of bij het leenstelsel.

Boeren doen herendiensten in ruil voor bescherming. 

Horigen geven een deel van hun oogst aan de heer.

Keizer Karel laat delen van zijn rijk besturen door graven en hertogen. 

Leenmannen mogen de opbrengsten uit hun gebied zelf houden.

Hofstelsel

Leenstelsel

Clovis wist alle Franken onder zich te verenigen. Twee uitspraken daarover:

1. Clovis bekeerde zich tot het christendom en dat bleek een voordeel bij het verenigen van de Franken. 

2. Je zou kunnen zeggen dat Clovis een risico nam, omdat zijn bekering ook een nadeel bij het verenigen van de Franken had kunnen zijn. Leg beide uitspraken uit.

Doe het zo: 

De bekering van Clovis was een voordeel, omdat … . De bekering van Clovis had een risico kunnen zijn, omdat … .

Kon een graaf zowel leenman als leenheer zijn? Leg je antwoord uit.

In de bron, zie je Karel de Grote afgebeeld als een Romeinse keizer. Waarom denk je dat hij zich zo zou laten afbeelden? Leg je antwoord uit.

Na welke gebeurtenis werd Karel de Grote tot keizer gekroond?

Karel de Grote breidde zijn rijk enorm uit en introduceerde hervormingen. Kijk naar de kaart: waarom zou hij de bijnaam ‘Vader van Europa’ hebben gekregen? Leg je antwoord uit.

Teken een duidelijke schematische weergave van het leenstelsel, inclusief de juiste benamingen/begrippen voor elke stand.