2 kader 2.7 Grammatica -2

2 kader 2.7 Grammatica - 2
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2 kader 2.7 Grammatica - 2

Slide 1 - Tekstslide

Je leert het hulpwerkwoord en het zelfstandig werkwoord herkennen en het telwoord benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Let op!
Een splitsbaar werkwoord valt soms in twee stukken uiteen. Benoem dan beide delen. 

Voorbeeld: afmaken - Ik maak mijn werk af.


Mijn   leraar   kijkt   mijn   toets   na.
bzv    zn        zww   bzv    zn      zww

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het zww in deze zin?
Gisteren liep er een groot spin door de kamer.

Slide 5 - Open vraag

Wat is het zww in deze zin?
Jeroen heeft een nieuw game gekocht.

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

hulpwerkwoord of zelfstandig werkwoord?
Soms zie je niet meteen of een werkwoord een zww of een hww is. Doe dan het volgende:
1. Onderstreep de persoonsvorm
2. Laat de persoonsvorm weg.
3. Maak een zin met de werkwoorden die over zijn.
4. Ga door tot je één werkwoord over hebt: dit is het zelfstandig werkwoord (zww).

Slide 8 - Tekstslide

voorbeeld
Ik zou wel gitaar willen kunnen spelen.
Ik wil gitaar kunnen spelen.
Ik kan gitaar spelen.
Ik speel gitaar.
spelen = zww

Slide 9 - Tekstslide

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Morgen
wordt
het
feest
gevierd.

Slide 10 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
kocht 
het
mooie
cadeau.

Slide 11 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Zij
laten
hun
auto
morgen
repareren. 

Slide 12 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Kan
je
niet
beter
uitkijken!

Slide 13 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Haar
broers
zitten
me
altijd
te 
treiteren. 

Slide 14 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
heeft
weer
niet
geluisterd.

Slide 15 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Max
zou
dat
gedaan
kunnen
hebben.

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het telwoord in deze zin?
In de tweede pauze ga ik naar de winkel.
A
In
B
tweede
C
pauze
D
de

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het telwoord in deze zin?
Lotte heeft in de pauze drie blikjes cola gedronken.
A
Lotte
B
de
C
drie
D
blikjes

Slide 19 - Quizvraag

welk telwoord is:

eerste
A
B
C
hoofdtelwoord
D
rangtelwoord

Slide 20 - Quizvraag

Welk telwoord is:

laatste
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 21 - Quizvraag

Welk telwoord is:

Honderdste
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een telwoord in deze zin: 'Op de hoeveelste plaats staat die atleet?'
A
plaats
B
hoeveelste
C
atleet
D
staat

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn telwoorden in deze zin: 'Enige leerlingen kwamen te laat voor de tweede ronde.
A
enige
B
laat
C
tweede
D
ronde

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel telwoorden heeft de zin:
Er is veel gezegd over de dertigste en laatste editie van The Voice.
A
2
B
3
C
4
D
1

Slide 25 - Quizvraag

Opdrachten
Je hebt nu alles geoefend, dus je kunt nu de rest van de opdrachten maken.

Maak nu opdracht 
9 t/m 20
op bladzijde 150-155

Slide 26 - Tekstslide