Doe dan het volgende:
1 Onderstreep de persoonsvorm.
2 Laat de persoonsvorm weg.
3 Maak een zin met de werkwoorden die over zijn.
4 Ga door tot je één werkwoord over hebt: dit is het zelfstandig werkwoord.
Ik zou wel gitaar willen kunnen spelen. (zou is pv, dus weglaten)
Ik wil gitaar kunnen spelen. (wil is nu pv, dus weglaten)
Ik kan gitaar spelen. (kan is nu pv, dus weglaten)
Ik speel gitaar. ( speel is het laatste ww in de zin, dus zww)
spelen = zww