Grammatica 5

Grammatica 5
start opdracht
uitleg 
aan de slag 
nakijken (zelfstandig) 
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica 5
start opdracht
uitleg 
aan de slag 
nakijken (zelfstandig) 

Slide 1 - Tekstslide

ww
psv
zn
lw
bn
vz
welk
milieuvriendelijk 
vervoermiddel
van
de
foto's 
wil 
jij
graag 
hebben

Slide 2 - Sleepvraag

Zelfstandig werkwoord
Een werkwoord drukt vaak een handeling uit: praten, vertrekken, zwaaien.
Die werkwoorden zijn echte doe-woorden.
Staat er maar één werkwoord in een zin? Dan is dit het zelfstandig werkwoord (zww).
Het zelfstandig werkwoord heeft een duidelijke betekenis en kan zonder hulp van andere werkwoorden het werkwoordelijk gezegde vormen. 

                   Jan eet een appel.                                 Ik maak mijn werk af

Slide 3 - Tekstslide

hulpwerkwoord
Staat er meer dan één werkwoord in de zin? Dan is minstens
één van de werkwoorden altijd een hulpwerkwoord (hww).
De naam zegt het al: dit werkwoord helpt het zelfstandig
werkwoord, het heeft zelf geen duidelijke betekenis. 

Ik moet elke dag naar school fietsen.
Mijn zus wil morgen komen eten.

Slide 4 - Tekstslide

Stappenplan 

1 Onderstreep de persoonsvorm.
2 Laat de persoonsvorm weg.
3 Maak een zin met de werkwoorden die over zijn.
4 Ga door tot je één werkwoord over hebt: dit is het zelfstandig werkwoord.
Ik zou wel gitaar willen kunnen spelen.
Ik wil gitaar kunnen spelen.
Ik kan gitaar spelen.
Ik speel gitaar.
spelen = zww

Slide 5 - Tekstslide

Telwoord 
Een telwoord (tw) geeft een hoeveelheid of een volgorde aan.

Een hoofdtelwoord (htw) geeft een hoeveelheid aan.
Ik heb ... (drie, honderdtwintig, veel) pennen in mijn etui.

Een rangtelwoord (rtw) geeft een volgorde aan.
Een rangtelwoord eindigt altijd op -de of -ste.
Ik zit op de ... (zesde, twintigste, middelste) rij in de klas

Slide 6 - Tekstslide

Critici hebben echter geen overtuigend bewijs voor dit voordeel gevonden
hww ?

Slide 7 - Open vraag

Critici hebben echter geen overtuigend bewijs voor dit voordeel gevonden
zww ?

Slide 8 - Open vraag

de honderste plaats
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 9 - Quizvraag

Hij werd eerste tijdens de wedstrijd.
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 10 - Quizvraag

Ik heb 100 gele badeentjes.
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 11 - Quizvraag

Aan de slag 
afmaken 2.7 
leren voor de toets ( maak de zelftest van 1.7 en 2.7)
weet wat de afkortingen betekenen!! 

Slide 12 - Tekstslide