In deze les zitten 23 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Karakteristieke groepen
Hoofdstuk 7.3
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik weet wat karakteristieke groepen zijn.
Ik kan een systematische naam en structuurformule geven van halogenen.
Ik kan een systematische naam en structuurformule geven van alkanolen.
Slide 2 - Tekstslide
Systematische naamgeving
Slide 3 - Tekstslide
Karakteristieke groepen
Een karakteristieke groep is een atoom (geen C of H) of een groep atomen in een koolstofverbinding. De karakteristieke groep geeft de verbinding een kenmerkende eigenschap.
Je moet er 2 kennen:
Halogeenalkanen
Alkanolen
~F, ~I, ~Cl, ~Br
Slide 4 - Tekstslide
7.1 Koolstofverbindingen
Moleculen van koolwaterstoffen geef je meestal weer als structuurformule
Bij het tekenen moet je rekening houden met de covalentie: hoeveel bindingen een atoom kan maken.
1
H, F, Cl, Br, I
2
O, S
3
N, P
4
C
Slide 5 - Tekstslide
Halogeenalkanen
Slide 6 - Tekstslide
halogeen?
Slide 7 - Tekstslide
Halogenen
F
Fluor
Cl
Chloor
I
Jood
Br
Broom
Slide 8 - Tekstslide
halogeenverbinding
Halogeenalkaan = alkaan met op minimaal één plek een halogeen (Cl, F, I, Br) in plaats van een waterstof. Naam: halogeen altijd als voorvoegsel
1. langste: 1 C dus methaan
2. geen c=c
3. er zit een Broom aan de C
4. naam = broommethaan
Slide 9 - Tekstslide
halogeenverbinding
Halogeen zit in een koolwaterstof, op de plek van een ‘H’ atoom, naam: halogeen altijd als voorvoegsel
- vormen altijd een zijgroep
- naamgeving net als bij ethyl- en methylgroepen (nummers en alfabetische volgorde)
Slide 10 - Tekstslide
naam ? (denk aan di, tri en lokatie!)
tip
langste keten (meth, eth, prop, but, ...)
hoeveel Cl (di, tri, ...)
op welke C's zit een Cl (geef alle lokaties)
Slide 11 - Open vraag
naamgeving halogeenalkanen
2,2-dichloorpropaan
1,1,1,2-tetrachloorethaan
Slide 12 - Tekstslide
Alkanolen
Alkanolen = koolwaterstof met op minimaal één plek een alcoholgroep (-OH) in plaats van een waterstofatoom. Naam: -ol als achtervoegsel.
1. langste: 2 C dus ethaan
2. geen c=c
3. er zit een -OH aan de C
4. naam = ethanol
Slide 13 - Tekstslide
Alkanolen
Alkanolen = koolwaterstof met op minimaal één plek een alcoholgroep (-OH) in plaats van een waterstofatoom. Naam: -ol als achtervoegsel.
Bij meer dan 2 C's geven we ook aan waar de -OH groep zit: propaan-2-ol.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Karakteristieke groepen
Halogeenalkanen
Alkanolen
~F, ~I, ~Cl, ~Br
Voorvoegsel Fluor, Jood, chloor of broom met locatie (aan welke C?)
Achtervoegsel -ol met locatie (cijfer aan welke C).
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik weet wat karakteristieke groepen zijn.
Ik kan aan de hand van een structuurformule voorspellen of een stof hydrofiel of hydrofoob is.
Slide 18 - Tekstslide
Hydrofiel & hydrofoob
Stoffen die goed oplosbaar zijn in H2O; zijn hydrofiel.
Stoffen die slecht oplosbaar zijn in H2O; zijn hydrofoob. (fobie = angst; "bang voor water")
Slide 19 - Tekstslide
Hydrofiel/hydrofoob
Heeft een molecuul een -OH of een -NH groep?
--> Hydrofiele stof; goed oplosbaar.
Slide 20 - Tekstslide
Wat is hydrofiel & hydrofoob?
Hydrofiel: waterlievend
--> Hydrofiele moleculen lossen goed op in
water. Bijvoorbeeld: alkanolen (= met -OH groep).
Hydrofoob: watervrezend ---> Hydrofobe moleculen lossen slecht op in water. Bijvoorbeeld: (halogeen)alkanen en alkenen.
Tekst
Slide 21 - Tekstslide
Hydrofiel en hydrofoob mengen
Hydrofiel mengt met hydrofiel
Hydrofoob mengt met hydrofoob
Hydrofoob mengt niet met hydrofiel
Slide 22 - Tekstslide
Hydrofiel en hydrofoob mengen
Emulgator: een combinatie van hydrofiele kop en hydrofobe staart.
Afb. 7.28 hydrofobe staart gericht naar de olie en hydrofiele kop naar water. Hierdoor blijft de olie gemengd in het water.