MM 2K - 6.1 Europa in delen/6.2 De Koude Oorlog (week 1)

Welkom
Mens en Maatschappij
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Mens en Maatschappij

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Uitleg
  • 51 landen met een eigen grondgebied en een eigen regering.
  • West-Europa: o.a. Engeland, Nederland, Frankrijk.
  • Zuid-Europa: o.a. Spanje, Italië, Griekenland.
  • Midden-Europa: o.a. Duitsland, Tjechië, Polen.
  • Noord-Europa: o.a. Denemarken, Noorwegen, Zweden.
  • Oost-Europa: o.a. Wit-Rusland, Oekraïne.

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Uitleg
Indeling Europa
  • Ligging > windstreken: Noord-Europa, Zuid-Europa, West-Europa, Oost-Europa
  • Gebiedskenmerken = natuurlijke kenmerken > klimaat (zeeklimaat, landklimaat).
  • Bevolkingskenmerken > taal, godsdienst, welvaart, aantal inwoners (= bevolkingsdichtheid).

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Uitleg
Indeling Europa
  • Ligging > windstreken: Noord-Europa, Zuid-Europa, West-Europa, Oost-Europa
  • Gebiedskenmerken = natuurlijke kenmerken > klimaat (zeeklimaat, landklimaat).
  • Bevolkingskenmerken > taal, godsdienst, welvaart, aantal inwoners (= bevolkingsdichtheid).
Bevolkingsdichtheid = aantal inwoners per km2.

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Uitleg
Gebiedskenmerk > hoogteligging > landschapskenmerken.
  • Gemeten vanaf zeeniveau (NAP = Nieuw Amsterdams Peil)
  • Laagland = niet hoger dan 200 meter boven zeeniveau.
  • Heuvelland = tussen 200 en 500 meter boven zeeniveau.
  • Middelgebergte = tussen 500 en 1500 meter boven zeeniveau.
  • Hooggebergte = meer dan 1500 meter boven zeeniveau.
Kijk mee...

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Uitleg
Hoogteverschillen > verschil in temperatuur, bewoning en plantengroei.
  • In het dal minder reliëf (vlakker) > meer bewoning.
  • Op de berg naaldbomen die goed tegen kou kunnen.
  • Boven de boomgrens (te koud voor de bomen) zijn bergweiden.
  • Op de hoogste bergen geen begroeiing (te koud) maar sneeuw en gletsjers (bevroren rivieren).

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Uitleg
Hooggebergte > de Alpen (in Italië, Frankrijk, Zwitserland)
  • Hoe hoog liggen de Alpen dus?
  • Relief = hoogteverschillen in landschap.
  • Bijvoorbeeld rivier in het dal veel lager dan toppen van de bergen.
  • Vroeger doorgang via pas = lage deel bergrug.
  • Tegenwoordig vaak tunnels.
Kijk mee...

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Controle lesdoel
  • Noem drie manieren waarop Europa ingedeeld kan worden.
  • In welk deel van Europa liggen Spanje, België en Oostenrijk?
  • Noem drie bevolkingskenmerken.


Slide 9 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.2 De Koude Oorlog
Leerdoel
  • Je weet wat de Koude Oorlog was.
  • Je weet hoe Europa verdeeld was tijdens de Koude Oorlog.

Uitleg
  • Na WOII werd Duitsland in vier bezettingszones verdeeld. 
  • Al snel kwamen de VS en de SU als vijanden tegenover elkaar te staan.
  • Westblok (West-Europa, West-Duitsland + VS) tegenover Oostblok (Oost-Europa, Oost-Duitsland + SU).
  • In de Koude Oorlog was er veel spionnage, machtsvertoon, wapenwedloop en dreiging. Er is echter nooit echt gevochten. Daarom heet het de Koude Oorlog.


Slide 10 - Tekstslide

Westblok

  • Invloedssfeer Verenigde Staten.
  • West-Europa,  -Duitsland, -Berlijn
  • Democratie = het volk beslist wie er aan de macht komt.

  • Vrijemarkteconomie = iedereen mag een bedrijf starten om winst te maken (kapitalisme).

  • Verschil arm en rijk.

Oostblok

  • Invloedsfeer Sovjet-Unie.
  • Oost-Europa, -Duitsland, -Berlijn.
  • Communisme = alle macht in handen van Communistische Partij (dictatuur).
  • Planeconomie = fabrieken en boerderijen eigendom van de staat, overheid bepaalde wat geproduceerd moest worden.
  • Gelijkheid en eerlijke verdeling belangrijk. In werkelijkheid: terreur en armoede.

Slide 11 - Tekstslide

Stalin

  • Partijleider Communistische Partij
  • Dictator
  • Politieke tegenstanders vermoord of naar strafkampen in Siberië.
Oostblok

  • Invloedsfeer Sovjet-Unie.
  • Oost-Europa, -Duitsland, -Berlijn.
  • Communisme = alle macht in handen van Communistische Partij (dictatuur).
  • Planeconomie = fabrieken en boerderije eigendom van de staat, overheid bepaalde wat geproduceerd moest worden.
  • Gelijkheid en eerlijke verdeling belangrijk. In werkelijkheid: terreur en armoede.
Kijk mee...

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.2 De Koude Oorlog
Leerdoel
  • Je weet wat de Koude Oorlog was.
  • Je weet hoe Europa verdeeld was tijdens de Koude Oorlog.

Controle lesdoel
  • Hoeveel soldaten zijn er gedood tijdens gevechten in de Koude Oorlog?
  • Waarom wilden Amerikaanse schakers en Russische schakers graag van elkaar winnen? 


Slide 14 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.2 De Koude Oorlog
Leerdoel
  • Je weet wat de Koude Oorlog was.
  • Je weet hoe Europa verdeeld was tijdens de Koude Oorlog.

Controle lesdoel
  • Hoeveel soldaten zijn er gedood tijdens gevechten in de Koude Oorlog?
  • Waarom wilden Amerikaanse schakers en Russische schakers graag van elkaar winnen? 

Huiswerk voor maandag, woensdag en donderdag (week 11-15 mei)
  • Maak de opdrachten van 6.1 + de cursustoets 6.1.
  • Maak de opdrachten 1-11 van 6.2.

Slide 15 - Tekstslide