MM 2G - 6.1 Europa in delen (les 1-3)

Welkom
Mens en Maatschappij
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Mens en Maatschappij

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
Start
Lesdoelen
  • Je weet waarom de Europese eenheid niet vanzelfsprekend is.

Opdracht
  • Waarom is 9 mei een belangrijke dag voor Rusland?
  • Waarom is 9 mei vandaag zo belangrijk?
  • Kijk mee: Spierballentaal Oost en West

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Uitleg
  • 51 landen met een eigen grondgebied en een eigen regering.
  • West-Europa: o.a. Engeland, Nederland, Frankrijk.
  • Zuid-Europa: o.a. Spanje, Italië, Griekenland.
  • Midden-Europa: o.a. Duitsland, Tjechië, Polen.
  • Noord-Europa: o.a. Denemarken, Noorwegen, Zweden.
  • Oost-Europa: o.a. Wit-Rusland, Oekraïne.

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Uitleg
Indeling Europa
  • Ligging > windstreken: Noord-Europa, Zuid-Europa, West-Europa, Oost-Europa
  • Gebiedskenmerken = natuurlijke kenmerken > klimaat (zeeklimaat, landklimaat).
  • Bevolkingskenmerken > taal, godsdienst, welvaart, aantal inwoners (= bevolkingsdichtheid).
Bevolkingsdichtheid = aantal inwoners per km2.

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Opdracht
  • Maak opdracht 1-8.

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Uitleg
Gebiedskenmerk > hoogteligging > landschapskenmerken.
  • Gemeten vanaf zeeniveau (NAP = Nieuw Amsterdams Peil)
  • Laagland = niet hoger dan 200 meter boven zeeniveau.
  • Heuvelland = tussen 200 en 500 meter boven zeeniveau.
  • Middelgebergte = tussen 500 en 1500 meter boven zeeniveau.
  • Hooggebergte = meer dan 1500 meter boven zeeniveau.
Kijk mee...

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Uitleg
Hoogteverschillen > verschil in temperatuur, bewoning en plantengroei.
  • In het dal minder reliëf (vlakker) > meer bewoning.
  • Op de berg naaldbomen die goed tegen kou kunnen.
  • Boven de boomgrens (te koud voor de bomen) zijn bergweiden.
  • Op de hoogste bergen geen begroeiing (te koud) maar sneeuw en gletsjers (bevroren rivieren).

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Uitleg
Hooggebergte > de Alpen (in Italië, Frankrijk, Zwitserland)
  • Hoe hoog liggen de Alpen dus?
  • Relief = hoogteverschillen in landschap.
  • Bijvoorbeeld rivier in het dal veel lager dan toppen van de bergen.
  • Vroeger doorgang via pas = lage deel bergrug.
  • Tegenwoordig vaak tunnels.

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Opdracht
  • Maak opdracht 9-17.

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Eenheid en verdeeldheid
6.1 Europa in delen
Leerdoel
  • Je kent de kenmerken van Europa: ligging, gebied en bevolking.

Controle lesdoel
  • Noem drie manieren waarop Europa ingedeeld kan worden.
  • In welk deel van Europa liggen Spanje, België en Oostenrijk?
  • Noem drie bevolkingskenmerken.


Slide 12 - Tekstslide