a. Erotiek, seksualiteit, drank.
b. Een geestelijke/priester toont een vermanende vinger. Let op: de geestelijke staat hoger dan het gewone volk dat zich met lage aardse genoegens bezighoudt.
c. De drankflessen zijn in een afvalbak terecht gekomen.
d. De kerk staat op een heuvel, al wat verwijderd van de lage aardse werkelijkheid. Vervolgens reikt de kerktoren tot in de hemel.
e. Dat ze op weg zijn naar de hemel. Ze zijn niet langer aards, niet langer stoffelijk maar vormen deel van de geestelijke, goddelijke werkelijkheid (of daarnaar op weg in ieder geval). Het goddelijke is geestelijk, niet materieel aards.
f. Tekening 1: ze leefden in zonden omdat ze zich bezighielden met aardse genoegens. Uit tekening 2 kan men opmaken dat ze zich bekeerd hebben: drank en seks hebben ze afgezworen en ze gaan naar de kerk. Wie zich onttrekt aan aardse materiële en seksuele genoegens zal beloond worden in het leven na de dood: in de hemel (tekening 3).