herhaling grammatica blok 1


Ontleed de volgende zin. Kies uit: wwg - ond - lv - mv - bwb - bvb

De jongste autocoureur uit Nederland had tijdens zijn eerste wedstrijd materiaalpech.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Ontleed de volgende zin. Kies uit: wwg - ond - lv - mv - bwb - bvb

De jongste autocoureur uit Nederland had tijdens zijn eerste wedstrijd materiaalpech.

Slide 1 - Tekstslide


Ontleed de volgende zin. Kies uit: wwg - ond - lv - mv - bwb - bvb

had = wwg
De jongste autocoureur = ow
jongste = bvb
uit Nederland = bvb
tijdens zijn eerste wedstrijd = bwb
materiaalpech = lv

Slide 2 - Tekstslide

Bvb of bwb?


- Een bvb is altijd onderdeel van zinsdeel
- Een bvb zegt iets over een zelfstandignaamwoorde
- Een bvb kan vóór het zelfst nw staan, of erachter. 
- Als de bvb achter het zelfst nw staat, dan begint de bvb met een voorzetsel (ik leer voor de toets van morgen)

Slide 3 - Tekstslide

Ik leer voor de moeilijke toets van morgen

Slide 4 - Tekstslide

Ik leer voor de moeilijke toets van morgen
Toets = zelfstandig naamwoord
Moeilijke = bvb
van morgen = bvb

Slide 5 - Tekstslide

bvb of bwb?
- een bwb is altijd een eigen zinsdeel
- een bwb geeft antwoord op de vraag hoe/wanneer/hoelang/waarmee/hoelaat/etc

Slide 6 - Tekstslide



Ik leer morgen voor de moeilijke toets.

Slide 7 - Tekstslide



Ik leer morgen voor de moeilijke toets.

Toets = zelfst. nw
moeilijke = bvb
morgen = bwb

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord
Het wederkerig voornaamwoord (wedig.vnw) is:

elkaar

(of woorden die hiervan zijn afgeleid zoals mekaar en elkander). 

Voorbeeld:
De jongens uit de brugklas gaven elkaar een boks.
Zij vertellen elkaar een geheim.

Slide 10 - Tekstslide

Wederkerend voornaamwoord
Het wederkerend voornaamwoord (wed.vnw.):
  • komt altijd voor in combinatie met een wederkerend
    werkwoord: bv. zich vervelen, zich haasten; 
  • verwijst naar de persoon die het onderwerp is. Het
    moeten dezelfde personen zijn.
  • Ook mezelf, jezelf, zichzelf en onszelf zijn wed.vnw.

Slide 11 - Tekstslide

Wederkerend voornaamwoord
Het wederkerend voornaamwoord (wed.vnw.):
  • komt altijd voor in combinatie met een wederkerend
    werkwoord: bv. zich vervelen, zich haasten; 
  • verwijst naar de persoon die het onderwerp is. Het
    moeten dezelfde personen zijn.
  • Ook mezelf, jezelf, zichzelf en onszelf zijn wed.vnw.

Slide 12 - Tekstslide

Wederkerend voornaamwoord
Het wederkerend voornaamwoord (wed.vnw.):
  • komt altijd voor in combinatie met een wederkerend
    werkwoord: bv. zich vervelen, zich haasten; 
  • verwijst naar de persoon die het onderwerp is. Het
    moeten dezelfde personen zijn.
  • Ook mezelf, jezelf, zichzelf en onszelf zijn wed.vnw.

Slide 13 - Tekstslide

Wederkerend voornaamwoord
Het wederkerend voornaamwoord (wed.vnw.):
  • komt altijd voor in combinatie met een wederkerend
    werkwoord: bv. zich vervelen, zich haasten; 
  • verwijst naar de persoon die het onderwerp is. Het
    moeten dezelfde personen zijn.
  • Ook mezelf, jezelf, zichzelf en onszelf zijn wed.vnw.

Slide 14 - Tekstslide

Wederkerend voornaamwoord
de wederkerend vnw'en me, je en ons kunnen ook persoonlijke voornaamwoorden zijn; de pers. vnw. je, haar, ons, jullie, hun 
kunnen ook bez. vnw zijn. Verwarrend!
Hoe weet je tot welke woordsoort het woord behoort?
vervang het door hij, hem, zijn of zich
hij/hem -> persoonlijk vnw
zijn -> bezittelijk vnw
zich -> werderkend vnw

Slide 15 - Tekstslide

oefenen wederkerend voornaamwoord

Slide 16 - Tekstslide

Kun je haar vertellen waarvoor je je bij je vriendin verontschuldigt?
je (eerste x)
A
persoonlijke voornaamwoord (hij/hem)
B
bezittelijk voornaamwoord (zijn)
C
wederkerend voornaamwoord (zich)

Slide 17 - Quizvraag

Kun je haar vertellen waarvoor je je bij je vriendin verontschuldigt?
haar
A
persoonlijke voornaamwoord (hij/hem)
B
bezittelijk voornaamwoord (zijn)
C
wederkerend voornaamwoord (zich)

Slide 18 - Quizvraag

Kun je haar vertellen waarvoor je je bij je vriendin verontschuldigt?
je (tweede x)
A
persoonlijke voornaamwoord (hij/hem)
B
bezittelijk voornaamwoord (zijn)
C
wederkerend voornaamwoord (zich)

Slide 19 - Quizvraag

Kun je haar vertellen waarvoor je je bij je vriendin verontschuldigt?
je (derde x)
A
persoonlijke voornaamwoord (hij/hem)
B
bezittelijk voornaamwoord (zijn)
C
wederkerend voornaamwoord (zich)

Slide 20 - Quizvraag

Kun je haar vertellen waarvoor je je bij je vriendin verontschuldigt?
je (vierde x)
A
persoonlijke voornaamwoord (hij/hem)
B
bezittelijk voornaamwoord (zijn)
C
wederkerend voornaamwoord (zich)

Slide 21 - Quizvraag

Vorige week woensdag ging je fietsend naar huis, Joep.
A
Je = pers.vnw
B
Je = bez.vnw
C
Je = wed.vnw

Slide 22 - Quizvraag

Jij verdedigt je niet eens tegen zijn valse beschuldigingen.
A
Je = pers.vnw
B
Je = bez.vnw
C
Je = wed.vnw

Slide 23 - Quizvraag

Denk jij wel eens terug aan je eerste kus?
A
Je = pers.vnw
B
Je = bez.vnw
C
Je = wed.vnw

Slide 24 - Quizvraag