les 5 spelling

Welkom 
startopdracht 
herhaling theorie
aan de slag 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 
startopdracht 
herhaling theorie
aan de slag 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je ook alweer de directe rede?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je zien dat een zin in de directe reden staat? ( 2 antwoorden)

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is hier de directe rede?
A
Geen idee.
B
Laura vraagt aan de scheids waarom ze een punt krijgen.
C
Laura: 'En dan krijgt hij een punt.'
D
Dat je iets direct zegt.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Wat is hier de directe rede?
A
Ik zei:"Dat ga ik niet doen."
B
Hij zei dat het niet gebeurt.
C
De man zegt van niet.
D
Iedereen zegt dat ze het willen.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de verleden tijd van:
werpen
A
werpte
B
werpde
C
worp
D
wierp

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de verleden tijd van:
Ik was mijn haar.
A
Ik wis mijn haar.
B
Ik wastte mijn haar.
C
Ik waste mijn haar.
D
Ik wasste mijn haar.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9. Wij (fietsen - verleden tijd) naar school, omdat de bus niet (rijden - verleden tijd)
A
fietste, reed
B
fietsde, reed
C
fietsten, reed
D
fietsden, rijdde

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de verleden tijd van: kunnen
A
kan
B
kon
C
kunde
D
konden

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is het meervoud van fee
A
feen
B
feeën

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van melodie?
A
Melodieën
B
Melodiën

Slide 11 - Quizvraag

Bij woorden die eindigen op -ie krijgt het meervoud -n of -en. Wanneer de klemtoon op de laatste lettergreep valt komt er een extra -en aanvast om de klank van het woord te behouden. Andere voorbeelden hiervan zijn kopie – kopieën, categorie – categorieën en knie – knieën.
dictee woorden; noteer de woorden die ik voorlees.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

aan de slag 
1. Heb je 1.8 en 2.8 af? 
ja : top
nee: aan het WERK
2. selftest 1.8 en 2.8 
3. numo

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies