* de levertijd: hoe lang duurt het voordat je de bestelling krijgt?
* wat je sowieso op voorraad wilt hebben (gewenste voorraad)
Slide 4 - Tekstslide
voorbeeld
Van een artikel liggen er 40 artikelen in de stelling.
De afzet van het artikel is 10 artikelen per dag.
De levertijd is 3 dagen.
De gewenste voorraad is 30 artikelen.
Vraag: Moet je al gaan bestellen?
Slide 5 - Tekstslide
Besteleenheid
= vaste hoeveelheid die in een verpakking zitten. Kunnen alleen in deze hoeveelheden besteld worden.
Slide 6 - Tekstslide
Vraag
Om de voorraad cornettos aan te vullen heb je er 20 nodig. Hoeveel moet je er ECHT bij bestellen rekening houdend met de besteleenheid?
Slide 7 - Tekstslide
Minimumvoorraad
De voorraad van een artikel die minimaal aanwezig moet zijn.
Slide 8 - Tekstslide
Maximum voorraad
hoeveel producten je maximaal wilt hebben
Waarom maximum voorraad?
(Risico, Rente en Ruimte)
Slide 9 - Tekstslide
Veiligheidsvoorraad
De veiligheidsvoorraad is voorraad om schommelingen in de vraag, fouten bij leveringen en problemen tussen de verwachte en de werkelijke levertijd op te vangen.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Bestelkosten
=Kosten doordat goederen moeten worden afgeleverd (vooral transportkosten)
Slide 12 - Tekstslide
Bestelfrequentie:
Hoe vaak je per maand/week besteld
Optimale bestelgrootte:
De bestelgrootte waarbij de minste kosten zijn voor bestellen en het op voorraad houden van een artikel, (optimaal betekent ‘beste’)
Slide 13 - Tekstslide
Manieren van bestellen
Handmatig bestellen:
De medeweker zet de bestelling zelf in het systeem
Automatisch bestellen:
Een computersysteem 'voorspelt' wat er moet worden besteld, op basis van huidige voorraad en de doorverkoop