Bestellen

Bestellen
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
RetailMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bestellen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestelpunt
Het bestelpunt is het moment dat je de bestelling gaat plaatsen. Het bestelpunt is gelijk aan de minimumvoorraad. 

Je houdt hier rekening met de  veiligheidsvoorraad.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestelpunt
Bestellen
Levering
Levertijd
Je moet genoeg voorraad hebben om de levertijd te overbruggen + extra verkoop!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalvoorraad
Het bestelinterval is de tijd tussen twee momenten waarop je kunt bestellen. Als je een keer per twee weken een bestelling kunt plaatsen bij Sq en Ss (vaste bestelmomenten), dan is het bestelinterval twee weken.

Als het bestelmoment net voorbij is op het moment dat je voorraad het bestelpunt bereikt, moet je voldoende voorraad hebben om het bestelinterval én de levertijd te overbruggen.

Signaalvoorraad = (bestelinterval + levertijd) × afzet + veiligheidsvoorraad
bestelpunt  = (levertijd * afzet) + veiligheidsvoorraad

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalvoorrad
Ik kan alleen op maandag bestellen, de levertijd zijn 2 dagen  . Ik werk 7 dagen in de week en verkoop 1 artikel per dag. Ik wil een veiligheidsvoorraad aanhouden van 5 stuks. 

Bestelpunt: (2 * 1) + 5 = 8
Signaalvoorraad: (7 +2) * 1+5 = 14

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van een bepaald artikel is het bestelpunt 38. Wat betekent dit?
A
Dat je 38 stuks van dit artikel gaat bestellen.
B
Dat als je voorraad van dit artikel 38 stuks is je weer gaat bestellen.
C
Dat je 38 keer voor dit artikel gaat bestellen.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van een artikel is de levertijd 3 weken / de afzet is 5 stuks per week / de veiligheidsvoorraad is 4. Bereken het bestelpunt.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking oefenopgave
  • Bestelpunt = veiligheidsvoorraad + (levertijd x afzet)
  • Bestelpunt = 4 + (3 x 5) = 19 stuks
  • Dit betekent dat als de voorraad van dit artikel 19 stuks is dat
     je dan weer gaat bestellen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De levertijd van een artikel is 2 weken. Je verkoopt 3 stuks per dag. De veiligheidsvoorraad is 5 stuks. De winkel is 6 dagen per week open. Bereken het bestelpunt.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Besteleenheid
Een besteleenheid is de hoeveelheid artikelen die in een verpakkingseenheid geleverd worden. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een besteleenheid?
A
dat je 1 artikel in een doos hebt zitten
B
Dat je bij een bestelling zelfstandig kan werken
C
Het aantal producten in 1 verpakking
D
Dat je samen goed de bestellingen regelt in een bedrijf

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking oefenopgave
  • Bestelpunt = veiligheidsvoorraad + (levertijd x afzet)
  • Let op: levertijd en afzet moet in dezelfde tijdseenheid.
  • Je verkoopt 3 stuks per dag, de winkel is 6 dagen per week open dus je
     verkoopt 6 x 3 = 18 stuks per week.
  • Bestelpunt = 5 + (2 x 18) = 5 + 36 = 41
  • Bij een voorraad van 41 stuks van dit artikel ga je dus weer bestellen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling begrippen bestelpunt
  • Bestelpunt is de hoogte van de voorraad waarbij je moet gaan bestellen.
  • Levertijd is de tijd die zit tussen het moment van bestellen en leveren.
  • Minimumvoorraad is de voorraad die nodig is om de levertijd tussen het bestelpunt en de
      aflevering van de bestelling te overbruggen.
  • Veiligheidsvoorraad is een voorraad die afwijkingen in de vraag kan opvangen als die vraag
     groter is dan verwacht tijdens de levertijd.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalvoorraad
Het bestelinterval is de tijd tussen twee momenten waarop je kunt bestellen. Als je een keer per twee weken een bestelling kunt plaatsen, dan is het bestelinterval twee weken.

Als het bestelmoment net voorbij is op het moment dat je voorraad het bestelpunt bereikt, moet je voldoende voorraad hebben om het bestelinterval én de levertijd te overbruggen.

Signaalvoorraad = (bestelinterval + levertijd) × afzet + veiligheidsvoorraad
bestelpunt  = (levertijd * afzet) + veiligheidsvoorraad

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalvoorrad
Ik kan alleen op maandag bestellen, de levertijd zijn 2 weken. Ik werk 7 dagen in de week en verkoop 1 artikel per dag. Ik wil een veiligheidsvoorraad aanhouden van 5 stuks. 

Bestelpunt: (2 * 7) + 5 = 19
Signaalvoorraad: (1+2) * 7 + 5 = 26

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Isaak is de eigenaar van een meubelzaak. Hij verkoopt van een bepaalde tafel 150 stuks per jaar. De levertijd van deze tafel is elf weken. Er kan slechts één keer per vier weken worden besteld. De veiligheidsvoorraad is zes. Reken met 50 weken per jaar. Bereken de signaalvoorraad.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Servicegraad 
Servicegraad:
  • Is de mate waarin je aan de vraag naar een product kunt voldoen.
  • Druk je uit in procenten.
  • Hoe hoger de servicegraad, hoe meer klanten het product op het
     gewenste moment kunnen kopen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenopgave
  • De artikelgroep bordspellen kent 85 verschillende artikelen. Vlak voor het
     moment van levering blijkt dat er van 7 artikelen geen voorraad meer is. 
  • Er zijn dus nog 78 artikelen te koop. 
  • Vraag: bereken de servicegraad (rond af op één decimaal).

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking oefenopgave
  • Er zijn nog 78 stuks van dit artikel aanwezig.
  • Normaal zijn er 85 stuks van dit artikel in voorraad.
  • Servicegraad is dan 78 : 85 x 100 = 91,8%

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Servicegraad 100%
  • Bij een servicegraad van 100% zijn dus alle artikelen van een artikelgroep op voorraad en heb
      je geen nee-verkoop.
  • Uit kostenoverweging zal een winkel niet altijd een servicegraad van 100% nastreven. 
  • Voorbeeld:
              - verse broodjes in een supermarkt
              - 's morgens nog een servicegraad van 100%
              - zal aan het einde van de middag minder zijn (worden geen broodjes meer bij gebakken)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De werkelijke omzet is € 580.000 en de servicegraad is 93%. Hoeveel bedraagt de mogelijke omzet?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In een bouwmarkt worden van de artikelgroep spijkers 114 artikelen te koop aangeboden. Op een bepaald moment zijn er 16 artikelen niet meer voorradig. Bereken de servicegraad van deze artikelgroep. Rond je antwoord af op twee decimalen.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking oefenopgave
  • Bij de behaalde omzet van € 580.000 hoort 93%
  • Je wilt weten hoeveel omzet er bij 100% hoort (maximale omzet).
  • Berekening wordt dan € 580.000 : 93 x 100 = € 623.655,91

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestelmoment
De dag en soms het tijdstip waarop je een bepaalde bestelling plaatst. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld bestelfrequentie

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Per jaar is de afzet van een Netwerkcamera 8.736 stuks. Je wilt 50 keer bestellen.
Wat is de bestelgrootte?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je verkoopt per dag 5 Apple telefoons. Per bestelling worden er 26 stuks besteld. De winkel is elke week zes dagen geopend. Wat is hier de bestelfrequentie?

Slide 33 - Open vraag

60
Bestelkosten
Bestellen is natuurlijk niet gratis.

- Verzend- of transportkosten
- Personeelskosten
- Administratiekosten

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Optimale bestelgrootte
Bij het bestellen van artikelen wil je er aan de ene kant voor zorgen dat er altijd genoeg artikelen in de winkel aanwezig zijn om iedere klant tevreden te kunnen stellen. 

Maar aan de andere kant wil je graat dat de kosten die daarbij horen zo laag mogelijk zijn. 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BQ bestelmethode 
Vaste bestelgrootte op variabele tijdstippen:
  • Als je niet vastzit aan een bepaalde maximumvoorraad (producten in magazijn of in een ander schap opslaan).
  • Gebruik je vaak in supermarkten.
Voordeel: 
  • Per artikelnummer te gebruiken
  • Eenvoudig, op elk moment kun je bestellen
  • Zo kun je voorraadniveau laag houden

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BS bestelmethode
Variabele bestelgrootte op variabele tijdstippen:
  • Gebruik je als je gebonden bent aan een maximale voorraad (bijv. ivm beschikbare schap- of
      magazijnruimte of investering van geld)
Bijvoorbeeld:
  • grotere producten zoals witgoed
  • duurdere producten zoals elektronica

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

sQ bestelmethode
Vaste bestelgrootte op vaste tijdstippen:
  • Wanneer verkoop redelijk regelmatig is
  • Artikelen die wat langer op voorraad liggen (lage omzetsnelheid, hoge omzetduur)
  • Je gaat bijv. elke maand langs de stellingen of er nog voldoende op voorraad ligt
  • Bijvoorbeeld: fietsbel, zadel, achterlicht (in fietsenwinkel)

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

sS bestelmethode
Variabele bestelgrootte op vaste tijdstippen:
  • Als je niet boven een bepaald maximum voorraadniveau wilt komen (ivm bijv. schapruimte in
     de winkel)
  • Gebruik je als de bestelhoeveelheid groot is (bijv. omdat het goedkoper is om veel te gelijk te
     bestellen)
  • Voorbeelden: sommige houdbare producten in supermarkt, kantoorartikelen in een
      boekwinkel

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zaken horen bij bestelkosten?
A
Verzend- of transportkosten.
B
Personeelskosten.
C
Administratiekosten.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies