4.3 Spelling KGT

4.3 Spelling ( KGT)
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4.3 Spelling ( KGT)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen!
  • Huiswerk bespreken
  • Terugblikken op de vorige les
  • Lesdoel bespreken
  • Uitleg
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk bespreken!

4.3 Spelling 



Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
  • Ik weet wanneer ik de ik-vorm moet opschrijven.
  • Ik weet hoe ik zelfstandige naamwoorden die eindigen op -t, -d en -en moet schrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf de pv op de juiste manier op!
(missen) ........ jij je vrienden?
A
mis
B
mist
C
missen

Slide 5 - Quizvraag

Schrijf het zelfstandig naamwoord in meervoud.
(vlieg)

Slide 6 - Open vraag

Schrijf het zelfstandig naamwoord in meervoud.
(graaf)

Slide 7 - Open vraag

Schrijf het zelfstandig naamwoord in meervoud.
(huis)

Slide 8 - Open vraag

Lesdoel

Ik herken de persoonsvorm verleden tijd sterk en weet hoe ik deze woorden moet schrijven.

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm v.t sterk
Persoonsvorm tegenwoordige tijd=  gebeurt nu ( heden)
Bert gaat kitesurfen= tegenwoordig tijd
Persoonsvorm verleden tijd= is al gebeurd ( verleden)
Bert ging kitesurfen= verleden tijd




Slide 10 - Tekstslide

Persoonsvorm v.t sterk
Het Nederlands heeft zwakke en sterke werkwoorden. Deze les gaat over sterke werkwoorden.

Sterk, omdat ze van klank kunnen veranderen!
Je schrijft op wat je hoort!
zwemmen, zwom, zwommen
hangen, hing, hingen




Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Gebruik de wisbordjes!

Bedenk zelf een sterk werkwoord!
Schrijf de volgende sterke ww op in de verleden tijd.
  1. brengen
  2. buigen 
  3. dragen
  4. vangen
  5. fluiten
  6. gieten
  7. kiezen
  8. kluiven

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag

Lezen: Theorie 4.3 Spelling ( gele snelhechter)
Maken: opdracht 6&7
Klaar!
Talent digitaal: hoofdstuk 4 spelling ( niveau vmbo-kgt)

Slide 14 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
Ik herken de persoonsvorm verleden tijd sterk en weet hoe ik deze woorden moet schrijven.

Slide 15 - Tekstslide