oefenso

Welkom HV1B

Planning

-Oefen SO

-Bespreken oefen SO

Regels

-Telefoon in telefoontas

-Alleen een pen op tafel

-Tafels uit elkaar

-Niet praten

 1. You are sitting in class today.

-Twee werkwoorden

-Vraagzin: onderwerp en werkwoord omdraaien

-Ontkennende zin: 'not' achter vorm van 'to be'

2. Thomas works as a bus driver.

-Een werkwoord

-Vraagzin: vorm van 'to do' + hele werkwoord

-Ontkennende zin: vorm van 'to do' + not + hele werkwoord

3. My parents can play tennis very well.

-Twee werkwoorden

-Vraagzin: Begin met het eerste werkwoord

-Ontkennende zin: not achter het eerste werkwoord

4. Elephants have big ears.

-Een werkwoord

-Vraagzin: vorm van 'to do' + hele werkwoord

-Ontkennende zin: vorm van 'to do' + not + hele werkwoord

5. Susan practices English a lot.

-Een werkwoord

-Vraagzin: vorm van 'to do' + hele werkwoord

-Ontkennende zin: vorm van 'to do' + not + hele werkwoord

6. Rick and John have got blue eyes.

-Twee werkwoorden

-Vraagzin: Begin met have, de rest blijft hetzelfde

-Ontkennende zin: not na het eerste werkwoord

7. A bug flies through the house.

-Een werkwoord

-Vraagzin: vorm van 'to do' + hele werkwoord

-Ontkennende zin: vorm van 'to do' + not + hele werkwoord

8. They would like help.

-Twee werkwoorden

-Vraagzin: Begin met would, de rest blijft hetzelfde

-Ontkennende zin: not na het eerste werkwoord

9. Karim does the dishes.

-Een werkwoord

-Vraagzin: vorm van 'to do' + hele werkwoord

-Let op: bij een vraagzin komt er dus twee keer een vorm van 'to do' in de zin

-Ontkennende zin: vorm van 'to do' + not + hele werkwoord

10. You have got a good grade on the test.

-Twee werkwoorden

-Vraagzin: Begin met have, de rest blijft hetzelfde

-Ontkennende zin: not na het eerste werkwoord

Antwoorden

1. a. Are you sitting in class today?
   b. You aren’t sitting in class today.
2. a. Does Thomas work as a bus driver?
   b. Thomas doesn’t work as a bus driver.
3. a. Can my parents play tennis very well?
   b. My parents can’t play tennis very well.

Antwoorden

4. a. Do elephants have big ears?

     b. Elephants don’t have big ears.

5. a. Does Susan practice English a lot?

     b. Susan doesn’t practice English a lot.

6. a. Have Rick and John got blue eyes?

     b. Rick and John haven’t got blue eyes.

Antwoorden

7. a. Does a bug fly through the house?
    b. A bug doesn’t fly through the house.

8. a. Would they like help?

     b. They wouldn’t like help.

9. a. Does Karim do the dishes?

     b. Karim doesn’t do the dishes.

Antwoorden

10. a. Have you got a good grade on the test?

       b. You haven’t got a good grade on the test.