LES 6 - KERN KADER 2 - PERSOONSVORM TT

LES 1 - KERN BASIS 2 - Hoe zitten veel teksten in elkaar?
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

LES 1 - KERN BASIS 2 - Hoe zitten veel teksten in elkaar?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LEZEN

Lees in je boek het vak 'belangrijk'. 

Daarna lezen we samen beide teksten op blz 6 en 7

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ONREGELMATIGE WERKWOORDEN
hebben, 
kunnen, 
mogen, 
willen, 
zijn, 
zullen. 
Deze werkwoorden veranderen op een andere manier in de tegenwoordige tijd (zoals kan, is en heeft) en in de verleden tijd (zoals wou, was en mocht).

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Rofaida
heeft
een computer
gekocht.

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onregelmatige werkwoorden
Regelmatige werkwoorden
Lopen
Fietsen
Vliegen
Schrijven
Voetballen
Kleuren
Leren

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?
A
Hoe
B
vind
C
je
D
ook

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

les 6 Hoe schrijf je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd bij regelmatige werkwoorden? 
Wat past bij elkaar? ..............   (de e-mail).
lees en beantwoord
leest en beantwoordt
lezen en beantwoorden
jij, u, hij, zij, het
ik, ...jij?
wij, jullie, zij

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm in de zin:
"Marianne weet wat de persoonsvorm is."
A
Marianne
B
weet
C
persoonsvorm
D
Is

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste spelling van het onregelmatige werkwoord 'zijn'?
A
ik ben, jij is, hij is, wij bennen
B
ik is, jij is, hij is, wij zijn
C
ik ben, jij bent, hij is, wij zijn
D
ik ben, jij bent, hij bent, wij bennen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Iedereen weet wat de persoonsvorm is.
A
Iedereen
B
weet
C
persoonsvorm
D
Is

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Dat meisje
wil
een relatie.

Slide 21 - Sleepvraag

3 minuten

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BLOOKET

  • Ga nu naar Teams
  • Open Blooket 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

KLASSIKAAL

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ZELFSTANDIG MAKEN
Start met het maken van LES 6;
oefening 1 t/m 8 op blz 16 en 17

Oefening 6 schrijf je volledig in je schrift.

Klaar? Ga naar Teams en ga je naar Quizlet. Of je pakt je leesboek en ga je lezen. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies