Hoofdstuk 5

De verlengingsregel
dit hoofdstuk gaat over de verlengingsregel. 
Veel woorden kun je langer maken. zoals:
land        landen
in dit hoofdstuk leer je de regels daarvoor. 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1Leerroute 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

De verlengingsregel
dit hoofdstuk gaat over de verlengingsregel. 
Veel woorden kun je langer maken. zoals:
land        landen
in dit hoofdstuk leer je de regels daarvoor. 

Slide 1 - Tekstslide

is het een d of een t 
Bij de woorden paard en hond hoor je een t aan het einde. 
toch schrijf je ze met een d. 
je schrijft een d aan het einde omdat er in het meervoud ook een d komt. 

paard                  paarden
hond                   honden

Slide 2 - Tekstslide

even oefenen
schrijf het meervoud van de volgende woorden op. 

Slide 3 - Tekstslide

het land
de ____

Slide 4 - Open vraag

de brand
de ______

Slide 5 - Open vraag

het strand
de _______

Slide 6 - Open vraag

de krant
de _______

Slide 7 - Open vraag

de plant
de ______

Slide 8 - Open vraag

de wand
de ______

Slide 9 - Open vraag

De regels om woorden te verlengen. 
Het woord land is een m-k-m-m woord. 
dit soort woorden is makkelijk te verlengen. 
je zet het woord dan in meervoud. dan hoor je of je een d of een t moet schrijven. 

Bij m-k-m woorden heb je andere regels. 
Deze regels heb je in hoofdstuk 3 al geoefend. 
lees de volgende woorden en hun verlenging. 
haar          haren
boot          boten
keel           kelen
vuur           vuren

Slide 10 - Tekstslide

je ziet m-k-m woorden met een lange klank in het midden. 
je schrijft dubbele klinkers in het midden van het woord of van een lettergreep. 
je schrijft maar 1 enkele klinker aan het einde van een lettergreep (stra-ten)
Staat de enkele klinker aan het einde van het woord (auto)?
Dan geldt deze regel niet. auto wordt auto's. 

haar                   ha-ren                 haren
boot                   bo-ten                 boten
keel                    ke-len                   kelen
vuur                    vu-ren                  vuren

Slide 11 - Tekstslide

even oefenen
verleng de woorden.

voorbeeld
kraan -> kranen

Slide 12 - Tekstslide

steen

Slide 13 - Open vraag

kraag

Slide 14 - Open vraag

boor

Slide 15 - Open vraag

buur

Slide 16 - Open vraag

brood

Slide 17 - Open vraag

kroon

Slide 18 - Open vraag

stuur

Slide 19 - Open vraag

kreet

Slide 20 - Open vraag

paard

Slide 21 - Open vraag

schoen

Slide 22 - Open vraag

vlecht

Slide 23 - Open vraag

vriend

Slide 24 - Open vraag

vliegtuig

Slide 25 - Open vraag

schuur

Slide 26 - Open vraag

gitaar

Slide 27 - Open vraag

slaap

Slide 28 - Open vraag

koop

Slide 29 - Open vraag

jaar

Slide 30 - Open vraag

ijsbeer

Slide 31 - Open vraag

meet

Slide 32 - Open vraag

streep

Slide 33 - Open vraag

Super gewerkt!
je bent klaar! 

Slide 34 - Tekstslide