Die, deze, dit, dat
Met de aanwijzende voornaamwoorden dit, deze, dat, die wijs je personen of dingen aan.
Met dit en deze verwijs je naar iemand of iets dichtbij.
Met dat en die verwijs je naar iemand of iets veraf.
voorbeeldzinnen:
Deze vraag is lastig.
Die boeken moet je echt opruimen.