1.9 spelling

Stillezen
Goedemorgen 1K1,

Leg klaar op tafel:
  • je lesboek en etui
  • je laptop

We starten met lezen.

Daarna:
 H1.8 Spelling: uitleg en ZS-werken
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Stillezen
Goedemorgen 1K1,

Leg klaar op tafel:
  • je lesboek en etui
  • je laptop

We starten met lezen.

Daarna:
 H1.8 Spelling: uitleg en ZS-werken

Slide 1 - Tekstslide

H 1.8 spelling
  • persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • leestekens
  • 10 dicteewoorden

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct schrijven.
  • Ik kan leestekens in een zin plaatsen (punt, vraagteken, uitroepteken) 
  • Ik kan 10 dicteewoorden correct schrijven. 


Pak een pen/potlood en je schrift of blaadje
(Kaft aan de binnenkant van je boek mag ook!)

Slide 3 - Tekstslide

Kijk goed naar deze vijf dicteewoorden!

  • flauw
  • eenvoudig
  • nauwkeurig
  • verhouding
  • betrouwbaar
timer
0:30

Slide 4 - Tekstslide

Controleer je antwoorden

  • flauw
  • eenvoudig
  • nauwkeurig
  • verhouding
  • betrouwbaar
timer
0:30

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

De stam
Is niet hetzelfde als de ik-vorm. 
De stam is het hele werkwoord min -en.

Voorbeeld:
Hele werkwoord/infinitief: Lopen
Stam = Lop
Ik-vorm = Loop

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

De 'tegenwoordige tijd' is NU.
Welke zin is in de tegenwoordige tijd?
A
De kinderen spelen in de tuin.
B
De kinderen speelden in de tuin.

Slide 10 - Quizvraag

Hoe spel je de hij-vorm in de tegenwoordige tijd?
A
Stam
B
Stam+t
C
Hele ww

Slide 11 - Quizvraag

Wat krijg je in de tegenwoordige tijd bij ik?
A
Stam
B
Stam +t
C
Hele werkwoord

Slide 12 - Quizvraag

Ik (willen)
Tegenwoordige tijd
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 13 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik (bereiden) het eten voor.
A
bereid
B
bereidt

Slide 14 - Quizvraag

Wat (vinden, tegenwoordige tijd) je van mijn nieuwe schoenen?
A
vind
B
vindt
C
vint

Slide 15 - Quizvraag

Zij (geloven, tegenwoordige tijd) mij niet.
A
gelooft
B
geloofd
C
geloofdt

Slide 16 - Quizvraag


Na deze instructie, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
zelf aan de slag met de opdrachten

Slide 17 - Poll

timer
15:00
Maak: 
  • blz. 78 Opdracht 2
  • blz. 84 Opdracht 12

Klaar?
  • Oefen online H1.8 spelling
      "Versterk jezelf"


Slide 18 - Tekstslide

Je kunt nu: 
  • De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct schrijven.
  • Leestekens in een zin plaatsen (punt, vraagteken, uitroepteken) 
  • De 10 dicteewoorden correct schrijven. 

Slide 19 - Tekstslide

Evaluatie

Slide 20 - Tekstslide

Hoe vind je dat mevrouw Bouman deze les heeft gegeven?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Slide 22 - Tekstslide