Hoofdstuk 5

Nettoloon =
A
brutoloon - (loonbelasting + sociale premies)
B
brutoloon - loonbelasting
C
brutoloon - sociale premies
D
brutoloon
1 / 13
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Nettoloon =
A
brutoloon - (loonbelasting + sociale premies)
B
brutoloon - loonbelasting
C
brutoloon - sociale premies
D
brutoloon

Slide 1 - Quizvraag

Je brutoloon is €1.850. Daarop wordt €165 aan loonbelasting en €92 aan sociale premies ingehouden. Wat is je nettoloon?

Slide 2 - Open vraag

Arbeidsmotieven zijn redenen om te werken. Je werkt voor: regelmaat, loon, sociaal contact en?

Slide 3 - Open vraag

Welk van de vier is GEEN ondernemingsvorm?
A
Eenmanszaak
B
V.o.F
C
B.V.
D
A.P.

Slide 4 - Quizvraag

Noem de vier productiesectoren. Geef ook een beroep aan per sector

Slide 5 - Open vraag

Het geheel van vraag naar en aanbod van arbeid noemen we
A
De beroepsbevoling
B
De samenleving
C
De arbeidsmarkt
D
De beroepsmarkt

Slide 6 - Quizvraag

De beroepsbevolking in de gemeente Hoogeveen telt 43.000 mensen. De werkloosheid is 5.5%. Hoeveel inwoners zijn werkloos?

Slide 7 - Open vraag

Sanne is sinds een maand werkloos. Ze heeft een WW-uitkering die 70% van haar loon is. Haar laatst verdiende loon was €1.825. Hoeveel uitkering krijgt Sanne?

Slide 8 - Open vraag

De Nederlandse beroepsbevolking bestaat uit 7.900.000 mensen. Daarvan is 3.500.000 vrouw. Hoeveel procent bestaat uit vrouwen?

Slide 9 - Open vraag

Rick werkt in een meubelzaak. Zijn uurloon bedraagt €23,15. Rick werkt 38 uur per week. Hoeveel verdient hij per week? En per maand?

Slide 10 - Open vraag

Welke soorten werkloosheid kennen we. Noem ze alle vier.

Slide 11 - Open vraag

Bij werkloosheid is de vraag naar arbeid groter / kleiner dan het aanbod?

Slide 12 - Open vraag

In welke sector werkt deze man? De primaire, secundaire, tertiaire of quartaire?

Slide 13 - Open vraag