2.1 Fictie

Welkom bij Nederlands!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Tekstslide

In deze les:
  • Terugblik op de afgelopen periode
  • Samen: opdracht 1 t/m 4, 2.1 Fictie, bladzijde 82 t/m 85
  • Uitleg: tijd in een verhaal, plaats in een verhaal (blz. 85 en 86)
  • Zelfstandig maken:
    opdracht 9 t/m 11 (bladzijde en 89)
  • Afsluiten: opdracht 14 (blz. 90)


Doelen van deze les:
  1. Aan het einde van de les weet je hoe plaats en tijd in een verhaal een rol kunnen spelen. 

  2. Aan het einde van de les weet je wat chronologische volgorde in een verhaal is. 

Slide 2 - Tekstslide

De opbouw van een verhaal

Slide 3 - Tekstslide

Opbouw: chronologische volgorde
De gebeurtenissen worden verteld zoals ze ook in de tijd hebben plaatsgevonden.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

De tijd in een verhaal

Slide 6 - Tekstslide

Een verhaallijn
Een verhaallijn bestaat uit alle belangrijke gebeurtenissen die het verhaal vormen.

Slide 7 - Tekstslide

Tijdsprong
  • Een schrijver vertelt alleen de belangrijkste momenten. Als er een stuk tijd wordt overgeslagen, noem je dit een tijdsprong.
     
  • In verhalen kunnen korte tijdsprongen zitten.

Slide 8 - Tekstslide

Een terugverwijzing 
Er wordt verteld over iets wat vroeger is gebeurd, zónder het verhaal echt te onderbreken. 


Een gedachte of uitspraak.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

1.4 Schrijven en formuleren: zakelijke brief

Slide 11 - Tekstslide

Hoe schrijf je een zakelijke brief?

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de vaste indeling van een zakelijke brief?
A
inleiding - slot - kern
B
slot - kern -inleiding
C
kern - inleiding - slot
D
inleiding - kern - slot

Slide 13 - Quizvraag

Welk gedeelte kan uit meerdere alinea's bestaan?
A
inleiding
B
kern
C
slot

Slide 14 - Quizvraag

Wat zet je bovenaan een zakelijke brief?
A
je eigen naam en adres
B
het adres van de persoon aan wie je de brief schrijft
C
de plaats en de datum
D
het onderwerp

Slide 15 - Quizvraag

Wat zet je na je eigen naam en adres in een zakelijke brief?
A
je eigen naam en adres
B
het adres van de persoon aan wie je de brief schrijft
C
de plaats en de datum
D
het onderwerp

Slide 16 - Quizvraag

Wat zet je na de plaats en de datum in een zakelijke brief?
A
je eigen naam en adres
B
het adres van de persoon aan wie je de brief schrijft
C
de plaats en de datum
D
het onderwerp

Slide 17 - Quizvraag

Wat zet je na het adres van de persoon aan wie je de brief schrijft in een zakelijke brief?
A
je eigen naam en adres
B
het adres van de persoon aan wie je de brief schrijft
C
de plaats en de datum
D
het onderwerp

Slide 18 - Quizvraag

Wat doe je in de afsluiting van een brief?
A
Je groet de lezer en schrijft daarna een komma, daaronder zet je je handtekening en nog een keer je naam.
B
Je zet alleen je naam onder de brief.
C
Je zet alleen een handtekening onder de brief.
D
Je groet alleen de lezer.

Slide 19 - Quizvraag

Hoe schrijf je een zakelijke brief?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide