VRIJ 08/09/23 - 1C - Schrijfvaardigheid Les 2




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


Mevrouw Duinhouwer
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


Mevrouw Duinhouwer

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning
Lesuur 1:
  • Boekenlijst: heb je al een boek gekozen?
  • Bespreken e-mails
  • Schrijfvaardigheid: uitleg alinea's en interpunctie

Lesuur 2:
  • Oefenen met schrijven

Slide 3 - Tekstslide

Vorige les
  • Ik kan een e-mail schrijven in de juiste toon
  • Ik kan een tekst beoordelen en feedback geven
  • Ik kan mijn tekst verbeteren aan de hand van gekregen feedback

Slide 4 - Tekstslide

Actieve en passieve zinnen
In een actieve zin is het onderwerp actief en voert zij of hij iets uit of is zij of hij iets.  De minister opende de tentoonstelling.

In een passieve zin doet het onderwerp niets. Het wordt door iemand gedaan. Vaak is de persoonsvorm een vorm van 'worden' of 'zijn'. De tentoonstelling werd door de minister geopend. 

Slide 5 - Tekstslide

Tangconstructie
Welke woorden maken onderstaande zin lastig leesbaar?

In de Brusselse dierentuin wordt de om zijn knuffelbare uiterlijk en vertederende gromgeluiden zo populaire reuzenpanda gewassen.


Slide 6 - Tekstslide

Informatie in een zin
Prop niet te veel informatie in een zin. Maak je bijzin(nen) niet te lang. Gebruik dan meerdere, korte zinnen.

Dus niet: Mijn broer, die erg van gamen houdt, kocht het spel waar hij wekenlang voor had gespaard. (16 woorden)

Maar: Mijn broer houdt erg van gamen. Hij kocht het spel waar hij wekenlang voor had gespaard. (10 woorden)

Slide 7 - Tekstslide

Volgorde van de zinsdelen
In een zin hoeft niet altijd het onderwerp vooraan te staan. Begin ook eens met een ander zinsdeel of combineer twee zinnen. 

Slide 8 - Tekstslide

E-mail aan mij

Slide 9 - Tekstslide

De komma 
1. De komma gebruik je tussen twee persoonsvormen in:
Als ik naar school fiets, geniet ik altijd van de mooie omgeving.

2. De komma plaats je ook voor voegwoorden, zoals als, doordat, maar, nadat, zodat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra enzovoorts...
Ik fiets vaak naar school, maar soms pak ik ook wel de auto. 

3. De komma plaats je bij opsommingen



Slide 10 - Tekstslide

Geen komma 


Uitzondering: "en" en "of"
Ik fiets vaak naar school en ik geniet dan van de mooie omgeving. 

Slide 11 - Tekstslide

Welk woord krijgt een hoofdletter?
A
noorden
B
walvisstraat
C
kerstvakantie
D
hockey

Slide 12 - Quizvraag

Zijn de hoofdletters juist geplaatst?

44 mensen rijden richting het Oosten van Holland.
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.

een jongen uit duitsland heeft afgelopen dinsdag de audi van zijn moeder in de prak gereden

Slide 14 - Open vraag

Wat is juist?
A
Kerstboom
B
kerstboom

Slide 15 - Quizvraag

Wat is juist?
A
meneer S. Van der Zee
B
meneer S. Van Der Zee
C
meneer S. van der Zee
D
meneer S. van der zee

Slide 16 - Quizvraag

Leestekens

Slide 17 - Tekstslide

Lesdoelen
1. Ik kan hoofdletters in zinnen en punten, uitroeptekens en vraagtekens op de juiste manier gebruiken.

2. Ik kan hoofdletters bij namen op de juiste manier gebruiken. 

Slide 18 - Tekstslide

Waarom? 
Hoofdletters en leestekens maken een tekst beter leesbaar. 

als je zonder hoofdletters en leestekens een tekstje schrijft merk je al snel dat je gedachten afdwalen omdat de tekst maar door blijft gaan in je hoofd zonder rust dat is niet fijn want daardoor weet je ook minder goed wat er staat ben jij goed in het gebruiken van leestekens en hoofdletters of vind je dit ook nog lastig hoe komt dat deden jullie op de basisschool wel voldoende met spelling

Slide 19 - Tekstslide

Wanneer een hoofdletter
1. Aan het begin van een zin: 
Heb jij ook al zin in de herfstvakantie?

2. Bij namen: Piet, Varendonck, Nederland, Europa.
Lynn van der Bragt, L. van der Bragt, mevrouw Van der Bragt.

3. Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: 
Europeaan, Rotterdammer, het schoolvak Engels.

4. Titels van boeken en series 

Slide 20 - Tekstslide

Geen hoofdletter 
1. Namen van dagen
2. Namen van maanden
3. Namen van seizoenen
4. Namen van windstreken
5. Afleidingen van feestdagen 

Slide 21 - Tekstslide

Leestekens (interpunctie)
Elke zin eindigt met een punt, vraagteken of uitroepteken:
1. Een punt komt na een gewone, mededelende zin: 
Vandaag is het weer maandag.

2. Een vraagteken zet je na een vraag: 
Wat is jouw favoriete dag van de week?

3. Een uitroepteken gebruik je om een zin extra nadruk te geven: 
Pas op voor die auto! 

Slide 22 - Tekstslide

Oefenen
Maak de opdrachten in Learnbeat
Spelling 1.8 A. Hoofdletters tot en met opgave 33 (zelfstandig) 
                              Opgave 34 maak je samen met je buurman of buurvrouw
Spelling 1.9 A. Leestekens tot en met opgave 11 


Klaar
Kern bladzijde 270
Maak de opdrachten: 1  - 2 - 7

Slide 23 - Tekstslide

Alinea's

Slide 24 - Tekstslide

Een alinea schrijven
Een tekst wordt overzichtelijk als je hem verdeelt in alinea's.

Slide 25 - Tekstslide

Vergelijk de volgende twee afbeeldingen en beantwoord daarna de vraag.

Slide 26 - Tekstslide

Wat zijn volgens jou de verschillen tussen de vorige twee afbeeldingen? Noem er minstens twee.

Slide 27 - Open vraag

Maar hoe schrijf je een goede alinea?
  • De belangrijkste informatie van de alinea zet je in de eerste zin, de kernzin.
  • Vraag je daarna af wat de lezer nog meer moet weten over dit onderwerp, die informatie zet je in de volgende zinnen.
  • Begin een nieuwe alinea als je over een nieuw deelonderwerp gaat schrijven.

Slide 28 - Tekstslide

Let op

Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
Binnen een alinea schrijf je de zinnen achter elkaar door.
Op een nieuwe regel beginnen kan op twee manieren 

Slide 29 - Tekstslide

Door de regel niet door te laten lopen, maar na het laatste woord op de volgende regel door te gaan.
Door het gebruik van een witregel.

Slide 30 - Tekstslide

Oefenen
Kern bladzijde 204 - 207
Maak de opdrachten 1 tot en met 5 (blz. 205)

Als je de opdrachten niet af krijgt in de les, maak je deze thuis af...dus huiswerk! 

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk
Kern - bladzijde 208 theorie doornemen

Opdracht 1 (blz. 9)
Opdracht 9: in duo's

Slide 32 - Tekstslide

Creatieve schrijfopdracht
timer
2:00

Slide 33 - Tekstslide

Creatieve schrijfopdracht
timer
5:00

Slide 34 - Tekstslide

Creatieve schrijfopdracht

Slide 35 - Tekstslide