Brugklas - Les 1 Schrijfvaardigheid




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


Mevrouw Duinhouwer
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


Mevrouw Duinhouwer

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Een betere schrijver worden!
  • Ik weet hoe een goede tekst eruit moet zien (criteria)
  • Ik kan foutloos spellen zoals werkwoorden
  • Ik kan een tekst beoordelen en feedback geven
  • Ik kan mijn tekst verbeteren aan de hand van gekregen feedback

Slide 2 - Tekstslide

Schrijfvaardigheid
  • Geschiedenis van de geschreven taal 
  • Kenmerken van een goede tekst
  • Passieve en actieve zinnen
  • Tangconstructie

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Hebben alle vogels een nest gebouwd, behalve wij?

Slide 5 - Tekstslide

Actieve en passieve zinnen
In een actieve zin is het onderwerp actief en voert zij of hij iets uit of is zij of hij iets.  De minister opende de tentoonstelling.

In een passieve zin doet het onderwerp niets. Het wordt door iemand gedaan. Vaak is de persoonsvorm een vorm van 'worden' of 'zijn'. De tentoonstelling werd door de minister geopend. 

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf een actieve zin

Slide 7 - Open vraag

Schrijf een passieve zin

Slide 8 - Open vraag

Tangconstructie
Er is in een zin sprake van een tangconstructie als woorden die bij elkaar horen worden gescheiden door een lange uitleg. Ze omsluiten dan de rest van de zin, als een soort tang. 
In de Brusselse dierentuin wordt de om zijn knuffelbare uiterlijk en vertederende gromgeluiden zo populaire reuzenpanda gewassen.


Slide 9 - Tekstslide

Tangconstructie
Welke woorden maken onderstaande zin lastig leesbaar?

In de Brusselse dierentuin wordt de om zijn knuffelbare uiterlijk en vertederende gromgeluiden zo populaire reuzenpanda gewassen.


Slide 10 - Tekstslide

Tangconstructie
Welke woorden maken onderstaande zin lastig leesbaar?

In de Brusselse dierentuin wordt de om zijn knuffelbare uiterlijk en vertederende gromgeluiden zo populaire reuzenpanda gewassen.


Slide 11 - Tekstslide

Tangconstructie
Hoe kunnen we deze tangconstructie oplossen?

In de Brusselse dierentuin wordt de om zijn knuffelbare uiterlijk en vertederende gromgeluiden zo populaire reuzenpanda gewassen.


Slide 12 - Tekstslide

Tangconstructie
Door de zin in stukken op te breken kun je de tangconstructie vaak oplossen. 

In de Brusselse dierentuin wordt de panda gewassen. Het dier is zeer populair vanwege zijn knuffelbare uiterlijk en vertederende gromgeluiden.


Slide 13 - Tekstslide

Informatie in een zin
Prop niet te veel informatie in een zin. Maak je bijzin(nen) niet te lang. Gebruik dan meerdere, korte zinnen.

Dus niet: Mijn broer, die erg van gamen houdt, kocht het spel waar hij wekenlang voor had gespaard. (16 woorden)

Maar: Mijn broer houdt erg van gamen. Hij kocht het spel waar hij wekenlang voor had gespaard. (10 woorden)

Slide 14 - Tekstslide

Volgorde van de zinsdelen
In een zin hoeft niet altijd het onderwerp vooraan te staan. Begin ook eens met een ander zinsdeel of combineer twee zinnen. 

Slide 15 - Tekstslide

Volgorde zinsdelen
  • Wat zijn zinsdelen?
  • Ik ging gisteren naar de winkel. Ik kocht daar een broek.
  • Gisteren ging ik naar de winkel. Ik kocht daar een broek.
  • Ik ging gisteren naar de winkel, waar ik een broek kocht. 

Slide 16 - Tekstslide

Schat jezelf in:
Waar ben je goed in met schrijven?
Waar moet je aan werken?

Slide 17 - Woordweb

Oefenen
Schrijf een e-mail aan je docent (aan mij) 

Kern bladzijde 204 - 207
Maak de opdrachten 1 tot en met 5 (blz. 205)

Als je de opdrachten niet af krijgt in de les, maak je deze thuis af...dus huiswerk! 

Slide 18 - Tekstslide

Leestekens

Slide 19 - Tekstslide

Lesdoelen
1. Ik kan hoofdletters in zinnen en punten, uitroeptekens en vraagtekens op de juiste manier gebruiken.

2. Ik kan hoofdletters bij namen op de juiste manier gebruiken. 

Slide 20 - Tekstslide

Waarom? 
Hoofdletters en leestekens maken een tekst beter leesbaar. 

als je zonder hoofdletters en leestekens een tekstje schrijft merk je al snel dat je gedachten afdwalen omdat de tekst maar door blijft gaan in je hoofd zonder rust dat is niet fijn want daardoor weet je ook minder goed wat er staat ben jij goed in het gebruiken van leestekens en hoofdletters of vind je dit ook nog lastig hoe komt dat deden jullie op de basisschool wel voldoende met spelling

Slide 21 - Tekstslide

Wanneer een hoofdletter
1. Aan het begin van een zin: 
Heb jij ook al zin in de herfstvakantie?

2. Bij namen: Piet, Varendonck, Nederland, Europa.
Lynn van der Bragt, L. van der Bragt, mevrouw Van der Bragt.

3. Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: 
Europeaan, Rotterdammer, het schoolvak Engels.

4. Titels van boeken en series 

Slide 22 - Tekstslide

Geen hoofdletter 
1. Namen van dagen
2. Namen van maanden
3. Namen van seizoenen
4. Namen van windstreken
5. Afleidingen van feestdagen 

Slide 23 - Tekstslide

Leestekens (interpunctie)
Elke zin eindigt met een punt, vraagteken of uitroepteken:
1. Een punt komt na een gewone, mededelende zin: 
Vandaag is het weer maandag.

2. Een vraagteken zet je na een vraag: 
Wat is jouw favoriete dag van de week?

3. Een uitroepteken gebruik je om een zin extra nadruk te geven: 
Pas op voor die auto! 

Slide 24 - Tekstslide

De komma 
1. De komma gebruik je tussen twee persoonsvormen in:
Als ik naar school fiets, geniet ik altijd van de mooie omgeving.

2. De komma plaats je ook voor voegwoorden, zoals als, doordat, maar, nadat, zodat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra enzovoorts...
Ik fiets vaak naar school, maar soms pak ik ook wel de auto. 

3. De komma plaats je bij opsommingen



Slide 25 - Tekstslide

Geen komma 


Uitzondering: "en" en "of"
Ik fiets vaak naar school en ik geniet dan van de mooie omgeving. 

Slide 26 - Tekstslide

Welk woord krijgt een hoofdletter?
A
noorden
B
walvisstraat
C
kerstvakantie
D
hockey

Slide 27 - Quizvraag

Zijn de hoofdletters juist geplaatst?

44 mensen rijden richting het Oosten van Holland.
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quizvraag

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.

een jongen uit duitsland heeft afgelopen dinsdag de audi van zijn moeder in de prak gereden

Slide 29 - Open vraag

Wat is juist?
A
Kerstboom
B
kerstboom

Slide 30 - Quizvraag

Wat is juist?
A
meneer S. Van der Zee
B
meneer S. Van Der Zee
C
meneer S. van der Zee
D
meneer S. van der zee

Slide 31 - Quizvraag

Oefenen
Kern bladzijde 270
Maak de opdrachten:
2
7
Als je de opdrachten niet af krijgt in de les, maak je deze thuis af...dus huiswerk! 

Klaar? Maak de opdrachten in Learnbeat
Spelling
1.8 en 1.9

Slide 32 - Tekstslide