Module 3 spelling - les 5 meervoud van zelfstandige naamwoorden
Woensdag 16 november
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Mavo 4
Module 3 spelling - les 5 meervoud van zelfstandige naamwoorden
Woensdag 16 november
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Leerdoelen les 5
Uitleg: meervoudsvormen
Aan het werk
Leerdoelen bespreken
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen les 5
Ik kan zelfstandige naamwoorden op de juiste manier in het meervoud zetten.
Slide 3 - Tekstslide
Meervoud op -en, -s en -'s
Kast - kasten
huis - huizen
studie - studies
horloge - horloges
baby - baby's
accu - accu's
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het meervoud van roos?
A
rosen
B
rozen
C
roozen
D
roossen
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het meervoud van horloge?
A
horlogen
B
horloges
C
horloge's
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het meervoud van ski?
Slide 7 - Open vraag
Meervoud op -iën, -ieën en -eeën
Woorden op -ie
Als de klemtoon op de laatste lettergreep valt, krijg je -ieën
Als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt, krijg je -iën
Woorden op -ee
Kunnen zowel op -s eindigen als -ën
Slide 8 - Tekstslide
Wat is het meervoud van zee?
A
zeën
B
zeeën
C
zeëen
D
zëen
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het meervoud van trofee?
Slide 10 - Open vraag
Wat is het meervoud van calorie?
A
calorieën
B
caloriën
C
caloriëen
D
calorïen
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het meervoud van olie?
Slide 12 - Open vraag
Meervoud op -um en -icus
Woorden op -um
De in het Nederlands gebruikte Latijnse woorden op -um krijgen in het meervoud -a of -ums
Woorden op -icus
Woorden als technicus krijgen als meervoud -ici.
Slide 13 - Tekstslide
Wat is het meervoud van museum?
A
museums
B
museas
C
musea
D
musea's
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het meervoud van criticus?
Slide 15 - Open vraag
Meervoud op -ik
Als het woord uit meerdere lettergrepen bestaat en de klemtoon valt niet op het laatste gedeelte van het woord, dan moet je bij de laatste lettergreep de medeklinker niet verdubbelen.
dommerik - dommeriken
lomperik - lomperiken
Slide 16 - Tekstslide
Wat is het meervoud van slechterik?
A
slechterikken
B
slechteriken
C
slechterrikken
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het meervoud van slimmerik?
Slide 18 - Open vraag
Andere meervoudsvormen
Afwijkende meervoudsvormen
kind - kinderen
meerdere meervoudsvormen
groente - groenten en groentes
verschil in betekenis
portier - portiers en portieren
Slide 19 - Tekstslide
Hoeveel meervoudsvormen heeft het woord keuze?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 20 - Quizvraag
Aan het werk
Wat: les 5 meervoudsvormen opdracht 1 t/m 3
Hoe: zelfstandig. Fluisterend overleggen
Tijd: tot ...... uur. Daarna ronden we de les af.
Uitkomst: De opdrachten zijn netjes gemaakt in het mapje