In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Meervoudsvormen
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de meervoudsvorm van perzik?
A
Perziks
B
Perzikken
C
Perziken
Slide 2 - Quizvraag
Wat is de correcte meervoudsvorm?
A
bacterieën
B
babys
C
groentes
D
moskeën
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de juiste meervoudsvorm van neef?
A
nefen
B
neven
C
neefs
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de juiste meervoudsvorm van baby?
A
babies
B
babys
C
baby's
D
babie's
Slide 5 - Quizvraag
Sommige woorden die eindigen op -e hebben twee meervoudsvormen
Sommige woorden hebben twee meervoudsvormen met elk een eigen betekenis
Bij woorden die eindigen op -s of -f moet je in het meervoud soms de laatste letter veranderen in -z of -v
In sommige woorden verandert de klinker in het meervoud
Woorden die eindigen op -ee of -ie krijgen een trema in het meervoud. Als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt, dan voeg je in het meervoud -ën toe. Anders zet je een trema op de laatste e van het woord
Bij woorden die eindigen op een klinker, schrijf je apostrof s ('s) als je het woord anders verkeerd uitspreekt
Sommige woorden die eindigen op -man kunnen als meervoud -lieden of -lui hebben
Woorden die uit het Latijn komen, hebben soms nog een Latijnse meervoudsuitgang
Sommige woorden hebben alleen een enkelvoud of alleen een meervoud