Leesvaardigheid en woordenschat

Leesvaardigheid en woordenschat
Begrippen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid en woordenschat
Begrippen

Slide 1 - Tekstslide

Een uiteenzetting is ....
A
objectief
B
subjectief

Slide 2 - Quizvraag

Het doel van een betoog is ...
A
opiniëren
B
overtuigen

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent: kiesdrempel
A
aantal benodigde stemmen voor de regering
B
aantal benodigde stemmen voor een ministerpost
C
aantal benodigde stemmen voor een coalitie
D
aantal benodigde stemmen voor een Kamerzetel

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent: representeren
A
presentatie geven
B
verzaken
C
vertegenwoordigen
D
invoeren

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent: heikel
A
lastig
B
pijnlijk
C
gelukkig
D
incorrect

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent: uit de kluiten gewassen
A
groot
B
gevaarlijk
C
grappig
D
vies

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent: ondergeschoven kindje
A
iets wat ten onrechte veel aandacht krijgt
B
iets wat ten onrechte niet de verdiende aandacht krijgt
C
iemand die ten onrechte veel aandacht krijgt
D
iemand die ten onrechte niet de verdiende aandacht krijgt

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent: roepen voor de bühne

Slide 9 - Open vraag

Wat betekent: gegadigden
A
karakters
B
uitgenodigden
C
verliezers
D
kandidaten

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent: stampij maken
A
voor ruzie zorgen
B
voor ophef zorgen
C
geweld veroorzaken
D
iemand uitschelden

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent: elkaar vliegen afvangen
A
slimmer dan de ander willen zijn
B
iemand bestelen
C
een ander helpen
D
ruzie met een ander maken

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent: compromis
A
afspraak tussen partijen waarbij één partij voordeel heeft
B
afspraak tussen partijen waarbij iedere partij iets toegeeft
C
afspraak tussen partijen op basis van beloftes
D
afspraak tussen partijen die in een regering zitten

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent: nuance

Slide 14 - Open vraag

Noem 3 kenmerken van een beschouwing

Slide 15 - Woordweb

Aan de slag
Gebruik de overgebleven tijd om je voor te bereiden op de toetsweek:
- Oefen in de in online methode met P1 Herhaling onderbouw
- Leer de woorden van opdracht 2, 4, 6 en 8  uit P2 Uiteenzetting, betoog, beschouwing
- Leer de theorie uit P2 Uiteenzetting, betoog, beschouwing

Slide 16 - Tekstslide