4M - Les 6 P2 - Starke verben

4M Les 6 P2
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

4M Les 6 P2

Slide 1 - Tekstslide

Periode 2
morgen: huiswerkcontrole

 Kapitel 3  -> tussentoets
am 14.12.2021



-

Slide 2 - Tekstslide

Vertaal: "Sie lud ihn ein."

Slide 3 - Open vraag

Lesdoel
Aan het eind van de les weet je :

- wat sterke werkwoorden zijn
- welke veranderingen er optreden bij een sterk werkwoord
- kan je deze toepassen m.b.v. een lijst

Slide 4 - Tekstslide

STERKE WERKWOORDEN

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een sterk werkwoord?

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd

fahren  - laufen - lassen  - geben  - nehmen - schlafen

Slide 9 - Tekstslide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
fahre
fährst
fahren
fährt
fahrt
fahren

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

er (schlafen)
A
schlaft
B
schlift
C
schläft
D
schläfest

Slide 13 - Quizvraag

Wast hij zich?
... er sich?
A
Wascht
B
Wäscht

Slide 14 - Quizvraag

Lopen jullie vaak hard?
... ihr oft?
A
Läuft
B
Laufen
C
Lauft
D
Läufen

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Van welk hele werkwoord komt de vorm 'sieht'?

Slide 18 - Open vraag

Van welk hele werkwoord komt de vorm 'nimmt'?

Slide 19 - Open vraag

Van welke hele werkwoord komt de vorm 'gibt'?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

du (helfen)
A
helfst
B
hilfst
C
hilft
D
helfest

Slide 22 - Quizvraag

du (gehen)
A
gihst
B
giehst
C
gehst
D
gehest

Slide 23 - Quizvraag

zij geeft - sie (geben)
A
gebt
B
gibst
C
gibt
D
giebst

Slide 24 - Quizvraag

samengevat

Sterk ww- hoor je door klankverandering

korte klank -e- in het sterke ww -> -i

lange klank -ee- in het sterke ww -> -ie

bij: du , er/sie/es


Sterke ww met -a in de stam wordt

bij: du, er/ sie/es

Slide 25 - Tekstslide

STERKE WERKWOORDEN

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Wat hebben we nodig?

- een hulpwerkwoord
> haben
> sein
- een voltooid deelwoord

Slide 28 - Tekstslide

Hoe ziet dat er in een zin uit?


Ich ......... Herr Karstenberg heute nicht ................ .
Ich habe Herr Karstenberg heute nicht gesehen.

Ich .....  in die Türkei ........... .
Ich bin in die Türkei gefahren.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Wat is de juiste vertaling van "jij bent"?
A
du hast
B
du ist
C
du isst
D
du bist

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling van "wij zijn"?
A
wir sein
B
wir sind
C
wir seid
D
wir waren

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord 'bringen'?
A
er hat gebringt
B
er hat gebracht

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de juiste jullie-vorm in Perfekt van het werkwoord 'gehen'?
A
ihr seid gegehen
B
ihr sind gegehen
C
ihr habt gegangen
D
ihr seid gegangen

Slide 36 - Quizvraag

Grammatica-leerdoel C: 
sterke werkwoorden in het Duits


Jullie kunnen aan de slag met de module in Learnbeat!
Kapitel 3


Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide