PTA TOETS SPELLING

PTA TOETS SPELLING
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

PTA TOETS SPELLING

Slide 1 - Tekstslide

WERKWOORDSPELLING

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

LEESTEKENS
. (PUNT)
Aan het eind van een zin schrijf je een punt.

? (vraagteken)
Na een vraag schrijf je een vraagteken.

! (Uitroepteken)
Na een waarschuwende tekst schrijf je vaak een uitroepteken, bijvoorbeeld op een bordje: "Pas op, nat!"
Als je in een tekst wilt laten zien dat iets geroepen wordt, gebruik je ook een uitroepteken, bijvoorbeeld als iemand roept: "Ik ben hier!"

Slide 4 - Tekstslide

; (PUNT KOMMA)
Een puntkomma betekent 'en'.

Er zouden volgens de voorzitter wel tien leden komen; achteraf blijken er nog geen vijf geweest te zijn.
Anita is een leuke meid; ze kan ook heel goed voetballen.

Slide 5 - Tekstslide

, (KOMMA)
• In opsommingen: 'Zij schrijft artikelen, essays, romans, verhalen en columns.'
• Tussen gelijkwaardige bijvoeglijke naamwoorden: 'Oma had een mooie, oude, eiken linnenkast.'
• Voor en na een uitbreidende bijzin: 'De cursisten, die goed Nederlands spreken, vinden die komma's niet moeilijk.'
• Na de aanhef boven een brief: 'Geachte heer/mevrouw,'.
• Voor en/of na een aanspreking: 'Sanne, heb je het naar je zin hier?', 'Lukt dat deze week nog, papa?', 'Luister, jongen, zo werkt dat niet.'

Slide 6 - Tekstslide

: (DUBBELE PUNT)
Na een dubbele punt komt meestal een opsomming, een uitleg of een citaat.

• De dag begint altijd met een heel ritueel: opstaan, douchen, aankleden, ontbijten en naar school.
• Er zijn twee mogelijkheden: het gaat door of het gaat niet door.
• De minister heeft gezegd: "Hier is geen geld meer voor."

Slide 7 - Tekstslide

AFKORTINGEN
Een afkorting schrijven we met een of meer punten. We gebruiken een hoofdletter als die ook in het afgekorte woord voorkomt.

p. - pagina
bv., bijv. - bijvoorbeeld
blz. - bladzijde
m.a.w. - met andere woorden
mr. - meester
H.K.H. - Hare Koninklijke Hoogheid

Slide 8 - Tekstslide

TUSSENLETTERS
• Je schrijft -en- als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud heeft op -en.

• Je schrijft -e-
- als het eerste deel iets aanduidt waar er maar één van is (zonnebloem);
- als het eerste deel een verstekende betekenis heeft (reuzeleuk);
- als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is.

• Je schrijft een -s- in een samenstelling als je die hoort.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

KOPPELTEKEN

Slide 11 - Tekstslide

KOPPELTEKEN
In samenstellingen met letters, afkortingen en cijfers.
• g-snaar
• tbc-patiënt
• 83-jarige

In aardrijkskundige namen met een nadere bepaling.
• Amsterdam-Oost
• Nieuw-Zeeland

In samenstellingen die zonder koppelteken verkeerd gelezen kunnen worden (klinkerbotsing).
• radio-omroep
• stage-uren
• gala-avond

Slide 12 - Tekstslide

TREMA
Je plaatst een trema (twee puntjes) om problemen met het uitspreken te voorkomen (klinkerbotsing).
• efficiënt
• geïnteresseerd

Je plaatst een trema als bij een woord, dat op 'ie' eindigt, de klemtoon niet op de 'ie' valt.
• financiën
• bacteriën

Valt de klemtoon wel op de 'ie', dan schrijf je 'ieë'.
• industrieën
• fantasieën

Slide 13 - Tekstslide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
• het dure horloge (het horloge is duur)
• de lange straat (de straat is lang)

Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak voor het zelfstandig naamwoord, maar kan er ook achter staan.
• De straat is lang.

Slide 14 - Tekstslide

Je schrijft een e achter het bijvoeglijk naamwoord als het voor een zelfstandig naamwoord staat en als het lidwoord de of het ervoor staat.
• het zwarte paard
• de warme kruik

Bij een zelfstandig naamwoord waar je het voor zet, schrijf je het bijvoeglijk naamwoord zonder e als je het lidwoord een gebruikt.
• het paard - een zwart paard
• het huis - een klein huis

Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat, zet je er

Slide 15 - Tekstslide

TRAPPEN VAN VERGELIJKING

Slide 16 - Tekstslide

Meestal wordt de vergrotende trap met +er geschreven

De overtreffende trap wordt meestal met +st geschreven

Slide 17 - Tekstslide

Soms moet je letters weglaten!!!

Slide 18 - Tekstslide

Soms moet je letters toevoegen!!!

Slide 19 - Tekstslide

!Let op!

Slide 20 - Tekstslide

HOOFDLETTERS
Regel 1: Het eerste woord van een zin krijgt een hoofdletter. Als de zin met een apostrof of ander teken begint, krijgt het tweede woord een hoofdletter.
In de ochtend...
's Ochtends...

Regel 2: Namen van feestdagen en historische gebeurtenissen krijgen een hoofdletter.
Koninginnedag
Pasen (maar paasnacht)
Hemelvaart (maar hemelvaartsdag)
de Tweede Wereldoorlog.

Slide 21 - Tekstslide

Regel 3: Aanduidingen van vorstelijke personen, staatshoofden en kabinetsleden krijgen een hoofdletter.
Hare Majesteit, Koningin,
de Staatssecretaris,
maar: De president

Regel 4: Persoonsnamen krijgen een hoofdletter. Het voorzetsel of lidwoord krijgt een hoofdletter als er geen naam of voorletter aan voorafgaat.
Jan,
mevrouw De Jong,
A. de Vries,
de heer en mevrouw Jansen-Van Dijk,

Slide 22 - Tekstslide

Regel 5: Aardrijkskundige namen en afleidingen krijgen een hoofdletter.
Brussel
Leidseplein
Zuid-Afrika

Regel 6: Namen van talen en dialecten krijgen een hoofdletter.
Brabants
Engels
Indogermaans
Swahili.

Slide 23 - Tekstslide

Regel 7: Namen van feestdagen en historische gebeurtenissen krijgen een hoofdletter.
Koninginnedag
Pasen (maar paasnacht)
Hemelvaart (maar hemelvaartsdag)
de Tweede Wereldoorlog.


Slide 24 - Tekstslide

Met of zonder hoofdletter?
A
Pasen
B
pasen

Slide 25 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
koningin maxima
B
Koningin maxima
C
Koningin Maxima
D
koningin Maxima

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Link