Extra theme 1 Past Simple Regular Verbs + vragen en ontkenningen

Grammar: Past Simple
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammar: Past Simple

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de past-simple?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Let op de spelling!
Sommige ww hebben al een -e, daar komt alleen een -d bij.
- They live in Amsterdam -> They lived in Amsterdam.

Sommige ww eindeigen op een -y:
- klinker+y = ed:          play -> played
- medeklinker+y:        try -> tried

Slide 4 - Tekstslide

He (play) football yesterday afternoon.

Slide 5 - Open vraag

....you ....(go) to the play last night?

Slide 6 - Open vraag

Janet (see) a film last week.

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Maak een vraag:
James was the best player.

Slide 9 - Open vraag

Wat zijn de vormen van to be in de verleden tijd?

Slide 10 - Open vraag

To be: was / were
I                           was
you                    were
he/she/it         was
we                        were
you                      were
they                     were

Slide 11 - Tekstslide

Vragen met      was/were
Als je een vraag wilt maken met was of were, zet je was of were vooraan de zin en een vraagteken achteraan:

He was very funny.
Was he very funny?

They were in Spain last year.
Were they in Spain last year?

Slide 12 - Tekstslide

Maak een vraag:
James was the best player.

Slide 13 - Open vraag

Ontkenningen met     was/were
Als je een ontkenning wilt maken met was of were zet je er NOT achter. Meestal verkort: N'T

He was a funny boy.                                   They were very happy.
He was not a funny boy.                           They were not very happy.
He wasn't a funny boy.                               They weren't very happy.

Slide 14 - Tekstslide

Maak een ontkenning:
James was the best player.

Slide 15 - Open vraag

Vragen maken met regelmatige werkwoorden in de VT

They lived in New York.

Did they live in New York?

1. Zet did voor de zin
2. Zet het ww in de TT
3. Vraagteken

Slide 16 - Tekstslide

Maak van deze zin een vraag:
They loved each other.

Slide 17 - Open vraag

Ontkenningen maken met regelmatige werkwoorden in de VT

They lived in New York.

They didn't live in New York.

1. Zet didn't voor het WW
2. Zet het ww in de TT

Slide 18 - Tekstslide

Mike and James (not know) where they had to be.

Slide 19 - Open vraag

Maak van deze zin een ontkenning:
She walked alone.

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Say
A
Sayed
B
Sad
C
Sayt
D
Said

Slide 22 - Quizvraag

Leave
A
Leavt
B
Leaved
C
Left
D
Lefd

Slide 23 - Quizvraag

Consider
A
Consideret
B
Considerd
C
Considered
D
Considert

Slide 24 - Quizvraag

Do
A
Doed
B
Done
C
Did
D
doned

Slide 25 - Quizvraag

Maak onderstaande zin ontkennend
He left the building
A
He didn't left the building
B
Did he leave the building
C
He didn't leave the building

Slide 26 - Quizvraag

Maak onderstaande zin vragend
He left the building
A
Did he left the building?
B
Didn't he leave the building
C
Did he leave the building?

Slide 27 - Quizvraag