Past Simple Regular Verbs + vragen en ontkenningen

Past Simple
+ vragen en ontkenningen 
in de past simple
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Past Simple
+ vragen en ontkenningen 
in de past simple

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de past simple?


Als iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen:

I was at home yesterday.
They were in Egypt in 2015.

Slide 2 - Tekstslide

To be: was / were
  • I                           was
  • you                    were
  • he (John)         was
  • she (Janet)     was 
  • it                           was
  • we                        were
  • you                      were
  • they                     were

Slide 3 - Tekstslide

Vragen met      was/were
Als je een vraag wilt maken met was of were, zet je was of were vooraan de zin en een vraagteken achteraan:

He was very funny.
Was he very funny?

They were in Spain last year.
Were they in Spain last year?

Slide 4 - Tekstslide

Ontkenningen met     was/were
Als je een ontkenning wilt maken met was of were zet je er NOT achter. Meestal verkort: N'T

He was a funny boy.                                   They were very happy.
He was not a funny boy.                           They were not very happy.
He wasn't a funny boy.                               They weren't very happy.

Slide 5 - Tekstslide

Maak een vraag:
James was the best player.

Slide 6 - Open vraag

Maak een ontkenning:
They were happy together.

Slide 7 - Open vraag

we gaan terug naar de Present Simple. Welk werkwoord wordt gebruikt om een zin vragend en/of ontkennend te maken?
Past Simple: regular verbs

Slide 8 - Tekstslide


Maak een vragende en ontkennende zin in de Present Simple

Slide 9 - Open vraag

Let op de spelling!
Sommige ww hebben al een -e, daar komt alleen een -d bij.
- They live in Amsterdam -> They lived in Amsterdam.

Sommige ww eindeigen op een -y:
- klinker+y = ed:          play -> played
- medeklinker+y:        try -> tried

Slide 10 - Tekstslide

Past Simple: regular verbs
Als je verleden tijd wilt maken van een regelmatig werkwoord, zet je -ed achter de stam.

Yesterday, I walked in the park.

Slide 11 - Tekstslide

We gaan even terug naar de Present Simple. Welk werkwoord wordt gebruikt om een zin vragend of ontkennend te maken?
Past Simple: regular verbs

Slide 12 - Tekstslide

Maak 1 vragende en 1 ontkennende zin in de Present Simple
Past Simple: regular verbs

Slide 13 - Tekstslide

Vragen maken met regelmatige werkwoorden in de VT

They lived in New York.

Did they live in New York?

1. Zet did voor de zin
2. Zet het ww in de TT
3. Vraagteken

Slide 14 - Tekstslide

Ontkenningen maken met regelmatige werkwoorden in de VT

They lived in New York.

They didn't live in New York.

1. Zet didn't voor het WW
2. Zet het ww in de TT

Slide 15 - Tekstslide

Zet het werkwoord in de verleden tijd.
They..........each other (kiss)

Slide 16 - Open vraag

Maak van deze zin een vraag:
They loved each other.

Slide 17 - Open vraag

Maak van deze zin een ontkenning:
She walked alone.

Slide 18 - Open vraag