Les 2 - Gedicht en muziek

Les 2 - Gedicht en muziek
Beeldspraak en stijlfiguren
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 2 - Gedicht en muziek
Beeldspraak en stijlfiguren

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Vandaag gaan we het hebben over beeldspraak en stijlfiguren.

Aan het einde van de les weet je weer precies hoe het zit en kun je de begrippen toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Beeldspraak
Er zijn veel verschillende soorten beeldspraak, maar tijdens dit project behandelen we er twee: vergelijking en metafoor.

Laten we je kennis even testen...

Slide 3 - Tekstslide

Beeldspraak is...
A
letterlijk taalgebruik
B
figuurlijk taalgebruik

Slide 4 - Quizvraag

Vergelijking of metafoor?

Wat een klier van een vent is die Peter toch!
A
metafoor
B
vergelijking

Slide 5 - Quizvraag

Vergelijking of metafoor?

Die lelijke otter heeft bij de buren ingebroken.

A
vergelijking
B
metafoor

Slide 6 - Quizvraag

Stijlfiguren
Muzikanten en dichters spelen graag met taal, dat kan door middel van rijm of beeldspraak. Maar er is nog een andere manier waarop ze met taal spelen: met stijlfiguren. Stijlfiguren zijn middelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukker.

Slide 7 - Tekstslide

Stijlfiguren
Er zijn enorm veel stijlfiguren waar we ook dagelijks mee in aanraking komen. Denk bijvoorbeeld aan de reclames van Telfort waarbij woordspelingen worden gebruikt:

Slide 8 - Tekstslide

Stijlfiguren
Onderstaande stijlfiguren moet je in ieder geval kennen: 

- Herhaling: je herhaalt woorden of zinnen of je zegt meerdere keren hetzelfde, maar telkens net iets anders.
- Opsomming: je zet een aantal dingen op een rij of noemt ze na elkaar.
- Tegenstelling: je zet dingen tegenover elkaar, waardoor de verschillen opvallen.
- Overdrijving: je maakt iets erger of groter dan het daadwerkelijk is.

Slide 9 - Tekstslide

Welk stijlfiguur
heken jij?
A
opsomming
B
herhaling
C
tegenstelling
D
overdrijving

Slide 10 - Quizvraag

Waar is sprake van een overdrijving?
A
Dag in, dag uit, werken we aan ons doel.
B
Hij hield van wandelen in het bos, luisteren naar de vogels en genieten van de zonsondergang.
C
Ik heb dat boek al zeker duizend keer gelezen.

Slide 11 - Quizvraag

Aan de slag!
Luister naar onderstaande nummers en zoek de songteksten op.

1) Lente Me, Toon Hermans, 1993
2) Mag ik dan bij jou, Claudia de Breij, 2010
3) Ik wou dat ik jou was, Veldhuis en Kemper, 2003   

Je slaat één songtekst op en je beantwoordt vervolgens de volgende vragen...



Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag!
1. Welk rijmschema heken jij in dit nummer?
2. Kun je alliteratie in het nummer vinden?
3. Kun je assonantie in het nummer vinden?
4. Welke beeldspraak (vergelijking of metafoor) kun je vinden?
5. Welke stijlfiguren (opsomming, herhaling, tegenstelling en overdrijving) kun je vinden?
6. Waar gaat het nummer volgens jou over?

Klaar? Bespreek je bevindingen in groepjes of in duo's. 



Slide 13 - Tekstslide