met of zonder -n en verkleinwoorden

Spelling H2 
herhaling
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spelling H2 
herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Welke zin is volgens jou juist?
a: Allen hadden een zwemdiploma.
b: Alle hadden een zwemdiploma.

Slide 2 - Open vraag

Met of zonder -n?
Telwoorden zoals enkele(n), vele(n), weinige(n):
Gaat het om een persoon? Wordt het woord zelfstandig gebruikt en wordt in de zin niet vaker genoemd? Dan met -n
Allen hadden een zwemdiploma.

Telwoorden als tientallen, honderden, duizenden en miljoenen hebben altijd een -n.

Slide 3 - Tekstslide

Met of zonder -n?
Zelfstandig gebruikte woorden krijgen geen -n als ze op mensen slaan die in dezelfde zin wel eerder genoemd worden.

Veel supporters in Brugge kwamen met de trein en slechts enkele met de eigen auto.


Slide 4 - Tekstslide

UITZONDERING!
- Staat er geen zelfst. nw. achter (zoals bij een bijv. nw.), maar kun je die wel denkbeeldig invullen (het wordt in dezelfde zin of de zin ervoor gebruikt)? Dan schrijf je het zonder -n.
De meeste zitten op hun plek, want de leerlingen willen snel beginnen.

- Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden die personen aanduiden, eindigen in het enkelvoud op een -e en krijgen in het meervoud een -n.
volwassene / volwassenen



Slide 5 - Tekstslide

Beide(n) zijn getrouwd en hebben kinderen.
A
beide
B
beiden

Slide 6 - Quizvraag

De lege inktpatronen zijn alle(n) vervangen door nieuwe.
A
alle
B
allen

Slide 7 - Quizvraag

De chocoladeletters waren beide(n) gebroken.
A
beiden
B
beide

Slide 8 - Quizvraag

De meeste(n) gingen op vakantie naar Frankrijk.
Met of zonder -n?

Slide 9 - Open vraag

Voor oudere(n) is dit best wel gevaarlijk.
Met of zonder -n?

Slide 10 - Open vraag

Verkleinwoorden
Wat weet ik  nog over verkleinwoorden?

Slide 11 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Bij de meeste woorden voeg je -je, -tje of -pje toe.
Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje.
Bij woorden die eindigen op een lange klank, verdubbel je de klinker.
Bij woorden die eindigen op een -i, schrijf je ietje.
Bij woorden die eindigen op -y na een medeklinker of op -u (uitgesproken als oe), schrijf jetje met apostrof.
Bij afkortingen met letters of cijfers schrijf je ’je of tje (met apostrof).

Slide 12 - Tekstslide

Meervoud

cafés
auto's
taxi's
baby's
displays
bureaus


Lastige verkleinwoorden

cafeetje
autootje
taxietje
baby'tje
displaytje
bureautje

Slide 13 - Tekstslide

Vergeet niet de verdubbeling van klinkers
auto = autootje (anders krijg je au-tot-je in de uitspraak)
paraplu = parapluutje (anders krijg je pa-ra-plut-je in de uitspraak)
taxi = taxietje (anders krijg je tak-sit-je in de uitspraak)
oma = omaatje (anders krijg je o-mat-je in de uitspraak)  

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord van 'foto'?
A
fototje
B
fotootje
C
foto'tje
D
?

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van kiwi?
A
kiwi'tje
B
kiwietje
C
kiwitje

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van
beweging?
A
bewegingkje
B
bewegingje
C
bewegingetje
D
beweginkje

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van sms?
A
smsje
B
sms-je
C
sms'je

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van 'saté'
A
sateetje
B
saté'tje
C
satee'tje
D
satétje

Slide 19 - Quizvraag

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
kano'tje
B
kanotje
C
kanoo'tje
D
kanootje

Slide 20 - Quizvraag

Welke woorden zijn correct gespeld?
A
decennium, elektriciteit, rancune, sperciebonen
B
decenium, electriciteit, rancune, sperziebonen
C
decennium, electriciteit, rancune, sperciebonen
D
decennium, elektriciteit, rancune, sperziebonen

Slide 21 - Quizvraag

Waarom ... (aanvaarden) je niet dat de verkering uit is?
A
aanvaard
B
aanvaardt

Slide 22 - Quizvraag

Mijn zus ... (reageren) altijd zeer ... (ergeren) als je haar rust ... (verstoren).
A
reageerdt, geërgerd, verstoort
B
reageert, geërgerd, verstoort
C
reageerdt, geergerd, verstoordt
D
reageert, ge-ergerd, verstoord

Slide 23 - Quizvraag