Herhaling Spelling H4, Gramm. H4 + 6,

H4 Spelling van Afkortingen en Symbolen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 7 min

Onderdelen in deze les

H4 Spelling van Afkortingen en Symbolen

Slide 1 - Tekstslide

Afkortingen
Afkortingen zijn verkorte vormen van woorden, bijvoorbeeld 'bijv.' voor 'bijvoorbeeld'. 
Let op! Een afkorting schrijf je met een of meer punten: 
blz. (bladzijde), m.a.w. (met andere woorden), Z.K.H. (Zijne Koninklijke Hoogheid)

Slide 2 - Tekstslide

Initiaalwoorden
Initiaalwoorden lijken op letterwoorden maar in tegenstelling tot een letterwoord spreek je het uit als losse letters: NS (Nederlandse Spoorwegen), wc (watercloset). 

Slide 3 - Tekstslide

Letterwoorden
Letterwoorden zijn afkortingen die worden uitgesproken als woorden, zoals 'NATO' voor 'North Atlantic Treaty Organization'.
 Je schrijft een letterwoord zonder punten en je gebruikt een hoofdletter als die ook in het afgekorte woord voorkomt.
Je zegt: pin (=persoonlijk identificatienummer)
Je zegt: havo maar vwo letterwoord lukt niet.

Slide 4 - Tekstslide

Verkortingen
Verkortingen zijn woorden of woordgroepen die verkort worden, bijvoorbeeld 'info' voor 'informatie'.

Slide 5 - Tekstslide

Symbolen
Symbolen zijn tekens die iets voorstellen, zoals '&' voor 'en' en '%' voor 'procent'.
De schrijfwijze is nationaal of internationaal afgesproken. Dit geldt ook voor het gebruik van hoofdletters of kleine letters. Een symbool schrijf je zonder punt:
– cm (centimeter), kg (kilogram), W (Watt).

Slide 6 - Tekstslide

Benelux
o.v.v.
havo
kg
OM
afkorting
letterwoord
initiaalwoord
verkorting 
symbool 

Slide 7 - Sleepvraag

afkorting
letterwoord
initiaalwoord
verkorting
symbool
ict

Slide 8 - Sleepvraag

afkorting
letterwoord
initiaalwoord
verkorting
symbool
m.a.w. 

Slide 9 - Sleepvraag

afkorting
letterwoord
initiaalwoord
verkorting
symbool
USD

Slide 10 - Sleepvraag

afkorting
letterwoord
initiaalwoord
verkorting
symbool
info

Slide 11 - Sleepvraag

afkorting
letterwoord
initiaalwoord
verkorting
symbool
yolo

Slide 12 - Sleepvraag

H4 Grammatica Zinsdelen - congruentie en inversie

Slide 13 - Tekstslide

Is de bewering juist of onjuist?

Als het onderwerp van een zin een rekeneenheid bevat dan schrijf je de persoonsvorm in meervoud.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Is de bewering juist of onjuist?

Er is sprake van inversie als het onderwerp achter de persoonsvorm staat.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste persoonsvorm:

Volgens misdaadjournalisten ... de maffia in Zuid-Italië de macht in handen.


A
heeft
B
hebben

Slide 16 - Quizvraag

Kies de juiste persoonsvorm:

Aan de oever van het meer ... een koppel ganzen.


A
broeden
B
broedt

Slide 17 - Quizvraag

Kies de juiste persoonsvorm:

Minder dat 10 procent van de vwo'ers ... naar het hbo.


A
gaan
B
gaat

Slide 18 - Quizvraag

Kies de juiste persoonsvorm:

De data van dat onderzoek ... terug te vinden in de enorme databank van de universiteit.


A
is
B
zijn

Slide 19 - Quizvraag

Is er sprake van inversie in deze zin?

Wat baalde ik ontzettend van die regenbui tijdens het tuinfeest afgelopen weekend.


A
Wel inversie
B
Geen inversie
C
Je kunt niet bepalen of er sprake is van inversie

Slide 20 - Quizvraag

Is er sprake van inversie in deze zin?

Een rustig avondje op de bank is mij vandaag blijkbaar niet gegund.


A
Wel inversie
B
Geen inversie
C
Je kunt niet bepalen of er sprake is van inversie

Slide 21 - Quizvraag

Is er sprake van inversie in deze zin?

De voorstanders willen de tegenstanders geen punt gunnen tijdens de wedstrijd.


A
Wel inversie
B
Geen inversie
C
Je kunt niet bepalen of er sprake is van inversie

Slide 22 - Quizvraag

Is er sprake van inversie in deze zin?

Je kleine zusje help je zeker vaak met huiswerk?


A
Wel inversie
B
Geen inversie
C
Je kunt niet bepalen of er sprake is van inversie

Slide 23 - Quizvraag

Is er sprake van inversie in deze zin?

De olifanten schijnen de kinderen erg grappig te vinden.


A
Wel inversie
B
Geen inversie
C
Je kunt niet bepalen of er sprake is van inversie

Slide 24 - Quizvraag

H6 Gramm.: Ambiguïteit

Slide 25 - Tekstslide

Wat is ambiguïteit?
A
Zinnen die maar 1 betekenis hebben.
B
Zinnen die je op meerdere manieren uit kan leggen.
C
Iemand met 2 persoonlijkheden.
D
Iemand met heel veel persoonlijkheden.

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Is er sprake van ambiguïteit?
Ook je enkel laten afzetten bij Schiphol gaat straks geld kosten.
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Is het verstandig om ambiguïteit te gebruiken in een zakelijke brief en waarom wel/niet?

Slide 29 - Open vraag

Is de volgende zin een onduidelijke verwijzing?
De boerin melkt de koe Gerda en haar dochter.
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag

Is de volgende zin een onduidelijke verwijzing?
De krokodil at de voorbijganger en zijn kind op.
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag

'Kees sloeg de docent met een pan op haar hoofd'
Hoe ontleed je deze zin?
A: De docent met de pan sloeg Kees op haar hoofd.
B: Met een pan sloeg Kees de docent op haar hoofd.
A
alleen met antwoord A
B
alleen met antwoord B
C
met antwoord A en B
D
met allebei niet

Slide 32 - Quizvraag

Mijn zus is gelukkig getrouwd.

Noem twee verschillende betekenissen van deze zin.

Slide 33 - Open vraag

Wat zijn de oorzaken van ambiguïteit?
A
De zin bevat een homoniem.
B
De zin bevat een woordgroep die meerdere betekenissen heeft.
C
Je kunt de zin op twee manieren ontleden.
D
De zin bevat een synoniem

Slide 34 - Quizvraag

ambiguïteit (dubbelzinnigheid)

Slide 35 - Tekstslide