Les Nederlands E1Va donderdag 2 februari

Lesinhoud
1 Opstart les
2 Lezen §1 en §2: herhaling (strategie, onderwerp, hoofdgedachte)
3 Lezen §3: Opdracht 1 t/m 3.4 (blz. 27)
4 Grammatica §1: Zinsdelen (pv en zd)
5 Overhoring §3
6 Afsluiting
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Lesinhoud
1 Opstart les
2 Lezen §1 en §2: herhaling (strategie, onderwerp, hoofdgedachte)
3 Lezen §3: Opdracht 1 t/m 3.4 (blz. 27)
4 Grammatica §1: Zinsdelen (pv en zd)
5 Overhoring §3
6 Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Opstart les
Ga zitten op je vaste plek
Doe je boek op tafel en ook je schrift (als je dat gebruikt)
Pen/potlood
iPad opgeruimd en in de tas
Actieve werkhouding
Vragen? Steek je hand op
Niet praten met elkaar tijdens uitleg



Slide 2 - Tekstslide

Cursus 1 §1 (blz. 10)
Leesstrategieën:
- oriënterend
- globaal
- precies
- zoekend

Slide 3 - Tekstslide

Welke strategie?
Je kijkt in de handleiding van de laptop waar het knopje 'Magenta red firewall' voor staat.

Slide 4 - Tekstslide

Welke strategie?
Een artikel over je favoriete zanger: daar wil je alles van weten!

Slide 5 - Tekstslide

Welke strategie?
Je ziet een artikel over iets wat niet meteen duidelijk is. Je wilt nu eerst snel weten waarover het eigenlijk gaat.

Slide 6 - Tekstslide

§2 ?
Een tekst gaat ergens over. Hoe noemen we dit?

Dat noem je het _____________ van een tekst.

Een woord? Meerdere woorden?

Slide 7 - Tekstslide

§2 Onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp: waar de tekst over gaat

- oriënterend lezen (lees je dan de hele tekst?)
- zo kort mogelijk antwoord op: waarover gaat deze tekst?


Slide 8 - Tekstslide

§2 Onderwerp en hoofdgedachte
Hoofdgedachte: 

- 1 volledige zin met samenvatting onderwerp (nooit een vraag)
- precies lezen
- positie: vaak begin of einde van de tekst

Slide 9 - Tekstslide

§ 3
Wat betekent: 
- amuseren
- informeren
- instrueren
- overtuigen
- activeren?
Overleg met je buurman/-vrouw (+- 3 minuten). Zorg er ook voor dat jullie een voorbeeld kunnen geven bij deze begrippen.
Daarna: uitlegvideo Nieuw Nederlands

Slide 10 - Tekstslide

§ 3 Tekstdoelen en tekstsoorten
Tekstdoel
De schrijver wil 
Voorbeelden van teksten
Amuseren
Dat je je vermaakt
roman, rap, strip, cartoon, kort verhaal, mop, column
Informeren 
Dat je iets te weten komt
verslag, studieboek, nieuwsbericht, artikel, folder
Instrueren
Dat je leert hoe je iets moet doen 
gebruiksaanwijzing, handleiding, instructie, spelregels
Overtuigen
Dat je zijn mening overneemt
ingezonden brief, betoog, column, recensie
Activeren

Dat je iets wel of niet gaat doen
reclamefolder, advertentie, uitnodiging, affiche, flyer

Slide 11 - Tekstslide

§3 Opdracht 1 (blz. 25-26)
1.1 Noteer het tekstdoel van elke tekst

1.2 Markeer (geef aan) waar in de tekst je dit tekstdoel kunt zien.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 3.1 t/m 3.4
Onderwerp:                            ________________
Tekstdoel:                               ________________
Positief of negatief?          ________________


3.4 gezamenlijk kijken trailer

Slide 15 - Tekstslide

Grammatica §1
Persoonsvorm

De leerling vindt vanille-ijs van de supermarkt niet lekker.

Slide 16 - Tekstslide

Grammatica §1
Zinsdelen: delen van de zin die bij elkaar horen.

1) wat kan voor de pv
2) welke woorden blijven bij elkaar staan bij andere woordvolgorde

Slide 17 - Tekstslide

Grammatica §1
Zinsdelen
Zin met vraagwoord: moeilijk te veranderen

Oplossing: vervang het vraagwoord door een antwoord.

Wie is volgens Quote magazine de rijkste Nederlander?

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

1HV § 3 tekstdoelen en tekstsoorten 
Aan het einde van de les kan je tekstdoelen herkennen. 

Slide 20 - Tekstslide

Wat wil de schrijver bereiken met deze tekst?

Slide 21 - Open vraag

Wat wil de schrijver bereiken met deze tekst?

Slide 22 - Open vraag

Wat wil de schrijver bereiken met deze tekst?

Slide 23 - Open vraag

Wat wil de schrijver bereiken met deze tekst?

Slide 24 - Open vraag

Wat wil de schrijver bereiken met deze tekst?

Slide 25 - Open vraag

Wat wil de schrijver bereiken met deze tekst?

Slide 26 - Open vraag

Wat wil de schrijver bereiken met deze tekst?

Slide 27 - Open vraag

Theorie 
Tekstdoel
De schrijver wil 
Voorbeelden van teksten
Amuseren
Dat je je vermaakt
roman, rap, strip, cartoon, kort verhaal, mop, column
Informeren 
Dat je iets te weten komt
verslag, studieboek, nieuwsbericht, artikel, folder
Instrueren
Dat je leert hoe je iets moet doen 
gebruiksaanwijzing, handleiding, instructie, spelregels
Overtuigen
Dat je zijn mening overneemt
ingezonden brief, betoog, column, recensie
Activeren

Dat je iets wel of niet gaat doen
reclamefolder, advertentie, uitnodiging, affiche, flyer

Slide 28 - Tekstslide

Afsluiting
Opdracht boek: Ga naar de Mediatheek op het Senior en vraag bij de balie naar een boek voor Nederlands. Volgende criteria:
- Nederlandse schrijver (niet vertaald!)
- Niveau C
- 15 maart: boek uit hebben

Huiswerk maandag: zie Magister

Slide 29 - Tekstslide