Markten 3.1

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Hoofdstuk 3 markten 

De theorie van volkomen concurrentie werd in de jaren 1870 opgesteld door Walras

Lesdoelen

1. Je kan aangeven wat een markt is
2. Je kan verschillende markten benoemen
3. De kan eigenschappen van een markt omschrijven

Onderscheid 

Er zijn twee belangrijke vragen om ordening aan te brengen in marktsectoren

1. Hoe groot is het aantal aanbieders
?

2. Wat is de aard van het verhandelde product
?

De NS

Er is maar "1" aanbieder van de treinreis Steenwijk naar Amsterdam

Aanbod schoenen

In elke winkelstraat en op internet is het aankopen van schoenen mogelijk

Aanbod vliegreizen is beperkt

Zoek een plaatje of foto op van een product met veel aanbieders?

Homogeen

Een homogeen product heeft eigenschappen die veel met elkaar gemeen hebben.

De diesel bij de shel is exact hetzelfde als de diesel bij BP

Heterogeen

Een heterogeen product onderscheid zich ten opzichte van andere "soortgelijke" producten. Iphone vs samsung galaxy bijvoorbeeld

Welk product is homogeen

1. Kaas
2. Bier
3. Wijn
4. Graan

Welk product is heterogeen

1. Een Mars
2. Een volkorenbrood
3. Een flesje spa water
4. Aardappelen

Nederlandse Spoorwegen

Vitens

Monopolie

Supermarkten

Internet en telefonie

Heterogeen oligopolie

Energie

Brandstof

Homogeen oligopolie 

Aardappellen 

Melk

Volkomen concurrentie 

Kleding

Restaurants

Monopolistische concurrentie 

Wat is een kenmerk van een monopolie

1. Veel aanbieders
2. Heterogeen product
3. Weinig aanbieders
4. Onderscheidend

Wat is geen monopolistische concurrentie

1. Cafés
2. Restaurants
3. Webwinkels
4. Snackbar

In welk marktvorm functioneert Transavia

1. Monopolie
2. Monopolistische concurrentie
3. Homogeen oligopolie
4. Heterogeen oligopolie

Zijn er nog vragen?

Aan de slag

3.1 tot en met 3.10