Vertaalwerkwoorden in het Engels

Het werkwoord kunnen in het Engels
can 
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het werkwoord kunnen in het Engels
can 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Je kunt de bevestigende, ontkennende en vragende vorm van het werkwoord 'kunnen' vertalen naar het Engels en deze vormen toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel van de les. Geef aan wat de leerlingen aan het einde van de les zullen weten en kunnen.
Bevestigende vorm
De bevestigende vorm van het werkwoord is gelijk aan de infinitief. 
Bijvoorbeeld: 
Ik kan helpen  - I can help.

Slide 3 - Tekstslide

Leg uit dat de bevestigende vorm van het werkwoord gelijk is aan de infinitief. Geef een voorbeeld en laat de leerlingen het voorbeeld vertalen.
Ontkennende vorm
De ontkennende vorm wordt gevormd door 'not' toe te voegen aan de bevestigende vorm. 
Bijvoorbeeld:
Jij kunt niet helpen - You can't help.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit hoe de ontkennende vorm wordt gevormd. Geef een voorbeeld en laat de leerlingen het voorbeeld vertalen.
Vragende vorm
De vragende vorm van het werkwoord wordt gevormd door het werkwoord vooraan te plaatsen in de zin en een vraagteken toe te voegen. Bijvoorbeeld: Loop ik naar school? Do I walk to school?

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit hoe de vragende vorm wordt gevormd. Geef een voorbeeld en laat de leerlingen het voorbeeld vertalen.
Oefenen
Vertaal de volgende zinnen naar het Engels: 1. Ik eet een appel. 2. Jij drinkt koffie. 3. Zij zwemmen in het zwembad.

Slide 6 - Tekstslide

Laat de leerlingen oefenen met het vertalen van zinnen naar het Engels. Geef feedback op hun antwoorden.
Meer oefenen
Vertaal de volgende zinnen naar het Nederlands: 1. They are playing soccer. 2. He is not studying. 3. Are you singing a song?

Slide 7 - Tekstslide

Laat de leerlingen oefenen met het vertalen van zinnen naar het Nederlands. Geef feedback op hun antwoorden.
Toepassen
Schrijf een korte paragraaf over wat je gisteren hebt gedaan. Vertaal de paragraaf naar het Engels.

Slide 8 - Tekstslide

Laat de leerlingen het geleerde toepassen door een korte paragraaf te schrijven en deze te vertalen naar het Engels.
Samenvatting
We hebben geleerd hoe we de bevestigende, ontkennende en vragende vormen van het werkwoord kunnen vertalen naar het Engels en hoe we deze vormen kunnen toepassen.

Slide 9 - Tekstslide

Vat de les samen en benadruk nogmaals wat de leerlingen hebben geleerd.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 10 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.