unit 2 lesson 1

Unit 2  Help
Today:

  • Unit 2 Lesson 1 



SE UNIT 2 OP WOENSDAG 21 DECEMBER
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Unit 2  Help
Today:

  • Unit 2 Lesson 1 



SE UNIT 2 OP WOENSDAG 21 DECEMBER

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Adjectives and Adverbs

Slide 3 - Tekstslide

Een bijvoeglijk naamwoord (adjective) zegt iets over een zelfstandig naamwoord (noun).

Beyoncé is a                nice              lady.
                                     adjective            noun

Slide 4 - Tekstslide

Een bijwoord (adverb) zegt iets over een werkwoord (verb) of over een ander bijwoord of bijvoeglijk naamwoord.

Het bijwoord komt NA het werkwoord.

He         talked         nervously.
            verb              adverb

Slide 5 - Tekstslide

Een bijwoord dat iets zegt over een ander bijwoord of bijvoeglijk naamwoord staat VOOR het andere bijwoord of bijvoeglijk naamwoord:

That man drives terribly slowly.
They live in an extremely large house.

Slide 6 - Tekstslide

adverb = adjective + ly
bijwoord = bijvoeglijk naamwoord + ly

adjective:    the beautiful girl
adverb:         she sings beautifully

Slide 7 - Tekstslide

Be careful!!

    adjective:            medeklinker +y (easy)
    adverb:                 ily (easily)

Slide 8 - Tekstslide

Be careful!!

    adjective:         ends with -ic (fantastic)
    adverb:              +ally (fantastically)

Slide 9 - Tekstslide

Be careful!!

                      adjective -le             =             adverb -ly

                        terrible                                       terribly

Slide 10 - Tekstslide

- Meeste bijwoorden maak je door -ly achter bijv. nw te zetten:
beautiful - beautifully            

Maar!
bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op:
- le                                  wordt -ly             terrible - terribly 
- medeklinker + -y     wordt -ily            easy - easily 
- ic                                  wordt -ally          fantastic - fantastically 

Slide 11 - Tekstslide

Be careful!!

Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben een heel ander bijwoord.
He is a good boy. - He studies well.

Bij sommige bijvoeglijke naamwoorden is het bijwoord hetzelfde!
Bij fast, long, fair, low
That is a fast car. - It drives fast

Slide 12 - Tekstslide

Be careful!!

Bij sommige werkwoorden (zintuigen) gebruik je geen bijwoord, maar een bijvoeglijk naamwoord.
to be (zijn), to seem (lijken), to feel (voelen), to smell (ruiken), 
to sound (klinken), to taste (smaken)

Het ruikt vreselijk. - It smells terrible.

Slide 13 - Tekstslide

Our basketball team played _____ last Friday.
A
bad
B
badly

Slide 14 - Quizvraag

You can _____ open this box.
A
easy
B
easily

Slide 15 - Quizvraag

Kevin is _____ clever.
A
extreme
B
extremely

Slide 16 - Quizvraag

I ...... disagree. (strong)
A
Strong
B
Strongly
C
Strongerly
D
Stongiliy

Slide 17 - Quizvraag

He _______ reads a book.
A
quick
B
loud
C
quickly
D
slowily

Slide 18 - Quizvraag

It is a ______ day today. The class is _______ loud today.
A
terrible, terribly
B
terribly, terrible
C
terrible, terrible
D
terribly, terribly

Slide 19 - Quizvraag

Don't let him cook! last time it smelled .... . (Awful)
A
Awful
B
Awfull
C
Awfuly
D
Awfully

Slide 20 - Quizvraag

He worked really .... . (hard)
A
Hardly
B
Hardely
C
Hard
D
Hardie

Slide 21 - Quizvraag

The tajine smells _____.
A
good
B
well.

Slide 22 - Quizvraag

They saw a ....... butterfly on a rose. (beautiful)
A
beautiful
B
beautifully
C
beautifuly
D
beautifull

Slide 23 - Quizvraag

Don't speak so ____. I don't understand.
A
fast
B
fastly

Slide 24 - Quizvraag

She is a great singer. She sings the song _____.
A
good
B
well

Slide 25 - Quizvraag

After the accident, the bus driver was _____ injured.
A
serious
B
seriously

Slide 26 - Quizvraag

He is very sensible. He always drives the car very ________.
A
careful
B
carefully

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Link

Homework for Thursday the 24th of November
Unit 2 lesson 1: 2 t/m 9

Slide 29 - Tekstslide