Het woordje 'er'

maandag
9 dec.
2024
welkom iedereen!
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

maandag
9 dec.
2024
welkom iedereen!

Slide 1 - Tekstslide

Het woordje er

Slide 2 - Tekstslide

verwijzen naar een plaats of situatie

Er kan worden gebruikt om te verwijzen naar een plek of situatie, zonder dat je die plek direct noemt.

vb: Er ligt een boek op de tafel.
vb: Er ligt veel sneeuw buiten.
     

Slide 3 - Tekstslide

er als onderwerp van een zin

Er kan ook gebruikt worden als het onderwerp van een zin wanneer er iets bestaat, voorkomt, of verschijnt.
vb: Er is een feest morgen.
vb: Er waren veel mensen op het feestje.
      (Veel mensen waren aanwezig op het feestje.)
vb: Er komt een nieuwe film uit.(Er verschijnt en nieuwe film)

Slide 4 - Tekstslide

er in combinatie met werkwoorden van bestaan of verschijning

Als je iets noemt dat bestaat of verschijnt, gebruik je er  vaak in combinatie met werkwoorden zoals: zijn, komen, zitten, staan, enz.
vb: Er is een probleem.  (Er bestaat een probleem.)
vb: Er waren geen stoelen beschikbaar
vb: Er komt een nieuwe film uit.   (Er verschijnt een nieuwe film.)

Slide 5 - Tekstslide

 er voor een onbepaald object
Als je niet precies weet wat iets is of wanneer het niet belangrijk is om het object te noemen, kun je er gebruiken.
vb: Er is iets mis.
(Er is een probleem, maar wat precies, wordt niet gezegd.)
vb: Er is een nieuwe regel.
(De nieuwe regel wordt genoemd, maar wat die precies is, wordt niet verteld.)

Slide 6 - Tekstslide

er voor het aanwijzen van een hoeveelheid of deel

Er wordt ook gebruikt om een hoeveelheid of deel van iets aan te geven, vaak in combinatie met woorden zoals veel, weinig, te, genoeg, enzovoorts.

vb: Er zijn veel boeken in de bibliotheek. (Er zijn veel boeken.)
vb: Er is te veel lawaai. (Er is een overmaat aan lawaai.)

Slide 7 - Tekstslide

er als plaatsvervanger in een vraag

In vragen kun je er gebruiken om te vragen naar de aanwezigheid van iets.

vb: Is er iemand thuis?
vb: Was er iets aan de hand? (Was er een probleem?)

Slide 8 - Tekstslide

er in een ontkennende zin

In negatieve zinnen wordt er vaak gebruikt om te zeggen dat er iets niet bestaat of niet aanwezig is.

vb: Er is geen melk meer.  (De melk is op, er is geen melk.)
vb: Er waren geen mensen op het feestje.

Slide 9 - Tekstslide

Het woord er wordt in het Nederlands ook gebruikt om naar een plaats te verwijzen, vaak zonder de naam van de plaats zelf te noemen. Dit gebruik komt veel voor in zinnen waarbij de locatie of plaats niet precies wordt genoemd, maar wel wordt aangeduid door er.

Slide 10 - Tekstslide

er verwijst naar een bekende of eerder genoemde plaats

Als we een plaats(naam) niet noemen, maar wel weten waar we het over hebben, kan er een plaats aanduiden. Dit gebruik komt vaak voor in combinatie met een werkwoord dat aangeeft dat iets op die bepaalde plek is.

Slide 11 - Tekstslide

vb: Ik ben net terug uit Parijs, en ik heb er een museum bezocht.
In deze zin verwijst er naar Parijs, de plaats die al eerder genoemd is of die bekend is.

vb: Ik ben gisteren naar de stad gegaan. Het was er heel druk.
Hier verwijst er naar "de stad", de plek die eerder genoemd is.

Slide 12 - Tekstslide

 er verwijst naar een onbepaalde plaats
Als de precieze plaats niet belangrijk is of niet genoemd wordt, gebruiken we er om te verwijzen naar de onbepaalde plek.
vb: Er ligt een zak op de grond.
Hier gebruik je er om een onbepaalde plaats (de grond) aan te duiden, zonder waar de zak precies ligt.
vb: Er zijn veel mensen in het park.
     Er verwijst hier naar het park.)

Slide 13 - Tekstslide

er in combinatie met werkwoorden van plaats
Er wordt vaak gebruikt in zinnen met werkwoorden die aangeven dat iets zich op een bepaalde plaats bevindt, zoals liggen, staan, zitten, komen, zijn, enzovoort.

vb: Er staan veel huizen in deze straat
       Er zit iemand op mijn stoel
       Er ligt een kat in de vensterbank

Slide 14 - Tekstslide

er in vragen over een locatie
In vragen wordt er vaak gebruikt om naar een onbekende of niet-precieze plek te vragen.

vb: Is er een postkantoor in de buurt?
Hier vraag je naar de aanwezigheid van een postkantoor, maar de precieze plek wordt niet genoemd.
vb: Was er veel te doen in de stad?

Slide 15 - Tekstslide

Er wordt dus gebruikt:
Er als plaats of situatie: Er ligt een boek op de tafel.
Er als onderwerp: Er is een probleem.
Er met w.w. v. bestaan of verschijning: Er komt een nieuwe film.
Er voor onbepaald object: Er is iets mis.
Er voor hoeveelheid: Er zijn veel mensen.
Er in vragen: Is er iemand?
Er in ontkenning: Er is geen geld.

Slide 16 - Tekstslide

of, er als verwijzing naar plaats
Er als verwijzing naar een eerder genoemde of bekende plaats: Ik ben naar de winkel geweest. Het was er erg druk.
Er als verwijzing naar een onbepaalde of niet-specifieke plaats: Er ligt een boek op de tafel.
Er met werkwoorden van plaatsbepaling: Er staat een boom in de tuin.
Er in vragen over een locatie: Is er een winkel hier in de buurt?

Slide 17 - Tekstslide

... start morgen een cursus Nederlands. ... cursus is bedoeld voor beginners.
A
de + er
B
er + de
C
het + er
D
er + het

Slide 18 - Quizvraag

... is een spannende film op TV. ... film gaat over een moordzaak in Rotterdam
A
de + er
B
er + de
C
het + er
D
er + het

Slide 19 - Quizvraag

... zijn nog kaarten te koop voor dat concert, maar ... kaarten zijn bijna uitverkocht!
A
de + er
B
er + de
C
het + er
D
er + het

Slide 20 - Quizvraag

... buren gaan volgende week verhuizen. ... komen nieuwe buren naast ons wonen.
A
de + er
B
er + de
C
het + er
D
er + het

Slide 21 - Quizvraag

... zijn veel gezellige pleinen in Maasstricht. ... grootste plein daar is het Vrijthof
A
de + er
B
er + de
C
het + er
D
er + het

Slide 22 - Quizvraag

Ik wilde ... auto midden in de stad parkeren, maar ... stonden overal al auto's, dus ik kon geen plekje vinden,
A
de + er
B
er + de
C
het + er
D
er + het

Slide 23 - Quizvraag

... bekendste museum in Amsterdam is het Rijksmuseum, maar ... zijn nog veel meer museums in Amsterdam.
A
de + er
B
er + de
C
het + er
D
er + het

Slide 24 - Quizvraag

Deze 10 daagse cursus begint vandaag. Dit is ... introductieles, dus ... komen nog 9 lessen na vandaag.
A
de + er
B
er + de
C
het +er
D
er +het

Slide 25 - Quizvraag

"Is ... nog koffie?" "Nee, ... koffie is op. Zal ik even nieuwe zetten?"
A
de + er
B
er + de
C
het + er
D
er + het

Slide 26 - Quizvraag

... wordt naar een wit paard gezocht. Een man met een witte baard heeft ... waarschijnlijk ontvoerd naar Spanje
A
de + er
B
er + de
C
het + er
D
er + het

Slide 27 - Quizvraag

Zijn er nog vragen?

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide