In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
PC 1 | Een land in de Delta
Aardrijkskunde
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Leerdoelen
Hoe heeft water van de zee en de rivieren het Nederlandse landschap opgebouwd?
Je kunt uitleggen hoe het Nederlandse landschap is opgebouwd door de zee.
Je kunt de kenmerken noemen van de oeverwallen, kommen en uiterwaarden.
Je kunt uitleggen waarom een rivier zich bij zee vertakt tot een delta.
Je kunt uitleggen waarom het rivierenlandschap dicht bij de rivier hoger is opgebouwd dan verder van de rivier af.
Je kunt uitleggen waar de eerste mensen in het rivierengebied gingen wonen en waarom daar.
Je kunt de onderdelen van het rivierenlandschap herkennen en de belangrijkste kenmerken ervan noemen.
Je kent de topografie van de belangrijkste wateren en polders in Nederland.
Slide 3 - Tekstslide
Land aan zee
Het land dat hoger ligt dan 1 meter boven NAP is Hoog-Nederland en het land dat lager ligt dan 1 meter boven NAP is Laag-Nederland.
Slide 4 - Tekstslide
Je kunt uitleggen hoe het Nederlandse landschap is opgebouwd door de zee.
Zo'n 5.000 jaar geleden ontstonden er duinen langs de huidige kustlijn van Nederland.
Door de gaten van deze duinen stroomde het zeewater naar een soort Waddenzee waar het water rustig en ondiep was.
In dit rustige zeewater daalden de zand- en kleideeltjes (slib) naar de zeebodem en kon hier afgezet worden (sedimentatie).
Slide 5 - Tekstslide
Je kunt uitleggen hoe het Nederlandse landschap is opgebouwd door de zee.
In de ondiepe zee tussen de duinen en het hogere land zijn er veel riviermondingen en deze brachten zoet water met zich mee.
Soms stroomde er zoveel zoet water mee dat het zoute water niet meer tot achter de rij met duinen kwam.
Hierdoor ontstonden er zoetwaterplanten en riet groeien en ontstond er een moeras.
De dode plantenresten verrotten niet waardoor er een dikke laag dode plantenresten bleef liggen: veen
Slide 6 - Tekstslide
Je kunt uitleggen waarom een rivier zich bij zee vertakt tot een delta.
Een rivier met vertakkingen heet een delta.
In het water van een rivier zit ook slib, als de rivier langzamer gaat stromen in het vlakke land dichtbij zee zal het slib sedimenteren.
Hierdoor slibt de stroom soms dicht en moet de rivier een andere weg nemen en ontstaat er een aftakking.
Slide 7 - Tekstslide
Je kunt uitleggen waarom het rivierenlandschap dicht bij de rivier hoger is opgebouwd dan verder van de rivier af.
Voordat er dijken waren overstroomde vrijwel de gehele delta.
Als de rivier overstroomt krijgt het veel ruimte en zal het zwaardere slib (zand) eerder sedimenteren dan het lichtere slib (klei).
Hierdoor komt de strook naast de rivier hoger te liggen (oeverwal) en het gebied verder van de rivier lager (komgronden).
Slide 8 - Tekstslide
Je kunt uitleggen waar de eerste mensen in het rivierengebied gingen wonen en waarom daar.
De eerste bewoners van het rivierengebied gingen wonen op de oeverwallen, dit was namelijk het hogere (en dus veiligere?) gebied. Soms bouwden mensen een terp zodat ze nog hoger woonden, dit is een kunstmatige verhoging.
Na 1300 bouwden de mensen dijken op het midden van de oeverwal, dit om zich beter tegen het water te beschermen. Omdat het landschap in de winter vaker overstroomt werden dit winterdijken genoemd. Deze dijken vroeger waren lang niet zo sterk als die van vandaag. Vaak brak de dijk door en ontstond er een diep gat (wiel of kolk) door de hoge snelheid van het doorgebroken water. Bij het herstel van de dijk werd deze er gewoon omheen gelegd.
Na de eerste winterdijken bouwden de mensen ook nog een lagere dijk, dichter bij de rivier. Dit werd de zomerdijk genoemd. De gebieden tussen de zomerdijk en de winterdijk worden de uiterwaarden genoemd.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Je kunt de kenmerken noemen van de oeverwallen, kommen en uiterwaarden.
Oeverwal:
Komgronden:
Uiterwaarden:
Slide 13 - Tekstslide
Opdracht
Maak (een) schematische tekening(en) waarin de volgende begrippen juist worden weergegeven:
rivier - oeverwal - komgrond
rivier - zomerdijk - winterdijk - uiterwaarden
Beschrijf de kenmerken van deze onderdelen onder de schematische tekening.
Slide 14 - Tekstslide
Je kent de topografie van de belangrijkste wateren en polders in Nederland.
1 t/m 11 - Steden en havens
a t/m p - Wateren
A t/m I - Dammen en gebieden
Slide 15 - Tekstslide
Leerdoelen
Hoe heeft water van de zee en de rivieren het Nederlandse landschap opgebouwd?
Je kunt uitleggen hoe het Nederlandse landschap is opgebouwd door de zee.
Je kunt de kenmerken noemen van de oeverwallen, kommen en uiterwaarden.
Je kunt uitleggen waarom een rivier zich bij zee vertakt tot een delta.
Je kunt uitleggen waarom het rivierenlandschap dicht bij de rivier hoger is opgebouwd dan verder van de rivier af.
Je kunt uitleggen waar de eerste mensen in het rivierengebied gingen wonen en waarom daar.
Je kunt de onderdelen van het rivierenlandschap herkennen en de belangrijkste kenmerken ervan noemen.
Je kent de topografie van de belangrijkste wateren en polders in Nederland.