H2, les 3

• Economie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Economie jaar 3

Hoofdstuk 2

Ga rustig zitten en pak bladzijde 24 er alvast bij.

Inhoud van de les

• Inplannen toets
• Prinsjesdag
• Herhalen theorie van de vorige les
• Opdracht productiefactoren
• Uitleg Lorenzcurve
• Uitleg berekening
• Maken van opdrachten

Doelen:

-De leerling kan uitleggen wat een Lorenzcurve is. 

-De leerling kan een Lorenzcurve tekenen. 

Wat is 'Prinsjesdag'?!

Waar denk je aan bij het begrip en wat gebeurt er allemaal op 'Prinsjesdag'?

Schrijf in stilte (zonder te overleggen) in 2 minuten zoveel mogelijk begrippen/kenmerken op.

www.tiktok.com

www.tiktok.com

www.instagram.com

www.instagram.com

Primair- en overdrachtsinkomen

Wat is het verschil tussen deze twee begrippen?

Hoofdstuk 2: De verdeling van het inkomen.

Primair inkomen: Dit ontvang je door met je arbeidskracht of je bezit een bijdrage te leveren aan het productieproces.  

Overdrachtsinkomen: is een inkomen dat je krijgt zonder een tegenprestatie te hoeven leveren.

Productiefactoren (blz. 24)

K --> Kapitaal: alle machines, gebouwen en materialen die gebruikt worden om te produceren.

A --> Arbeid: Het werk wat mensen verrichten.

N --> Natuur: Alles wat niet door de mens is geproduceerd, zoals grond, zonlicht en natuurlijke grondstoffen.

O --> Ondernemerschap: Het combineren van de drie bovenstaande productiefactoren.

Productiefactoren (blz. 24)

K --> Kapitaal: Huur/rente

A --> Arbeid: Loon/salaris

N --> Natuur: Pacht

O --> Ondernemerschap: Winst

Opdracht 2.6

Wat: Maak opdracht 2.6 op blz. 25. Doe dit fluisterend met je buurman of buurvrouw. 

Hulp: Kijk goed naar 'bron 2.3' boven de opdracht. 

Tijd: jullie krijgen hiervoor 5 minuten. 

Ben je klaar: begin dan aan opdracht 2.8

Opdracht 2.7 (blz. 25)

Maak vraag a.

Bij vraag b kijken wij het filmpje gezamenlijk. 

Lorenzcurve --> belangrijke begrippen (blz. 25)

Lorenzcurve: De Lorenzcurve is een grafiek die laat zien hoe het totale inkomen van een land verdeeld is over de bevolking.

Cumulatief houdt in dat alle resultaten van het begin af aan bij elkaar zijn opgeteld. Het is de som van alle delen vanaf de start van een proces.

Cumuleren is dus het optellen van gegevens. In kolom 5 en 6 zijn de gegevens dus van laag naar hoog opgeteld.

Belangrijke formule: percentage berekenen (kolom 4)

Vraag:    15 van de 22 leerlingen uit deze klas eet regelmatig een frikandelbroodje. Vraag: Hoeveel procent is dat?

Belangrijke formule: percentage berekenen

Vraag:    15 van de 22 leerlingen uit deze klas eet regelmatig een frikandelbroodje. Vraag: Hoeveel procent is dat?

15 / 22 x 100 = 68,18 = 68,2%

(percentages ronden we meestal af op één decimaal)

Opdracht maken

Wat: maak opdracht 2.8 op blz. 26.

Hoe: Maak de opdracht in tweetallen. kijk eerst goed naar de kolommen in de tabel. 

Tijd: jullie krijgen hiervoor 10 minuten. 

Ben je klaar?: begin dan aan opdracht 2.9. 

Opdracht maken

Wat: maak opdracht 2.9 op blz. 26.

Hoe: 

Vraag A: Zet de punten van kolom 5 en 6 in de bron van blz. 27

Vraag B: De horizontale as aflezen, begin links. 

Vraag C: De horizontale as aflezen, begin nu rechts. 

Tijd: jullie krijgen hiervoor 10 minuten. 

Ben je klaar?: begin dan aan opdracht 2.10.