H3 - spelling h6 - koppelteken, trema, apostrof

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, vrij

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, vrij

Slide 1 - Tekstslide

- Stillezen
- Spelling H 5 - Beide of beiden - terugkijken
- theorie 6.3

Toets Spelling H(1, 2, 3) 4, 5 en 6 op 17 maart

Lesdoel: 
- Je weet hoe je de theorie van 6.3 toepast. 



Vandaag in de les:

Slide 2 - Tekstslide

Stillezen
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Er komt altijd een -s- tussen twee woorden als je hem hoort. 
beer + wijfje = wijfjesbeer

Maar soms start het tweede woord met een s-. Dan hoor je het niet. Verander dan het tweede woord:
meisje + school = Meisjesschool/ meisjeschool?
meisje + fiets =  meisjesfiets = meisjesschool
Tussenletters in samenstellingen: -s-

Slide 4 - Tekstslide

De -(e)n-  is moeilijker. 

In principe schrijf je hem altijd:
Artikel uit een krant = krantenartikel

Maar er zijn veel uitzonderingen:
Tussenletters in samenstellingen: -(e)n-

Slide 5 - Tekstslide

Je schrijft geen -(e)n- als het eerste deel:
- Geen zelfstandig naamwoord is (armelui)
- Geen meervoud heeft (bezinegeur)
- Alleen een meervoud op een -s heeft (doucebak)
- Meervoud op -s en -n heeft (giraffehals)
- Een versterkende betekenis heeft een de hele samenstelling is bn (beresterk)
- uniek is (in Nederland) (maneschijn, zonneklaar, koninginnesoep) 
Uitzonderingen: -(e)n-

Slide 6 - Tekstslide

In welke twee gevallen gebruik je beide/alle?

Slide 7 - Open vraag

In welk geval gebruik je allen/beiden?

Slide 8 - Open vraag

.... Netflixseries zijn heel goed gemaakt
A
Enkele
B
Enkelen

Slide 9 - Quizvraag

.... zijn helaas heel erg teleurstellend.
A
Andere
B
Anderen

Slide 10 - Quizvraag

.... leerlingen hebben ze allemaal gezien.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 11 - Quizvraag

Toch gaat dit voor .... ten koste van hun schoolresultaten.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 12 - Quizvraag

Alle en allen is beide goed.
Maar wanneer gebruik  je wat?

1. Alle, beide, enkele gebruik je als het afhankelijk van een zelfstandig naamwoord in de zin staat. 
- Alle media berichten alleen maar over Corona.
- Enkele Nederlanders zijn al ziek.
- Beide zieken zijn in Noord-Italië geweest.
Beide of beiden?

Slide 13 - Tekstslide

2.  Als de woorden los in de zin staan en betrekking hebben op een persoon. -> met -n
Zij gaan allen naar het concert. 
Enkelen hebben er zin in. 

Beide of beiden?

Slide 14 - Tekstslide

3. Als de woorden los in de zin staan en geen betrekking hebben op een persoon. -> zonder -n
De konijnen houden beide van hard rennen. 
Van alle boeken liggen er enkele op de tafels. 
Beide of beiden?

Slide 15 - Tekstslide

In Nederlandse woorden gebruiken we de é vooral om nadruk te leggen.

De è gebruiken we om de uitspraak aan te geven. (Hè hè, blèren.
Accent op letters - é è ê

Slide 16 - Tekstslide

Nederlandse woorden uit het Frans hebben vaak  nog Franse accenten: coupé, scène, crêpe 

Als het om een persoon gaat, dan verandert de é in een -ee: attaché - attachee

Andere accenten blijven alleen staan in woorden die nog 'echt' Frans aanvoelen: déjà vu,  tête-à-tête. 
Accent op letters -  Franse woorden

Slide 17 - Tekstslide

Maak zelf een uittreksel van 6.3
- zet een vinkje voor de dingen die je al kunt
- zet een rondje voor de dingen die je snapt
- zet een kruisje voor de dingen die je niet snapt. 

Als je dit gedaan hebt start je met opdracht 6 t/m 9
- kijk na als je klaar bent. 
Maak een uittreksel van 6.3

Slide 18 - Tekstslide

Wat:  Spelling H5.3 - opdracht 5 t/m 10
Wanneer: Deze les
Hoe: werk netjes en leg elk woord naast de regels.

Kijk secuur na als je klaar bent!
Aan de slag

Slide 19 - Tekstslide