Het meewerkend voorwerp met 'voor' (MV) komt voor in zinnen waarin aangegeven wordt dat iets voor iemand bestemd is: iemand doet iets voor iemand. Het werkwoord vraagt om een ontvanger. De persoon die ontvangt, noem je het meewerkend voorwerp.
Voorbeeld:
Tofik koopt een nieuwe halsband voor zijn hond.
ond. wwg. lv. mw.
Tofik koopt een nieuwe halsband voor zijn hond
Vraag:
Voor wie koopt Tofik een nieuwe halsband?
Antwoord: voor zijn hond = meewerkend voorwerp