K3 Blok 3a Grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Maandag 31 januari

10 minuten lezen in 'Het diner' (PTA)

Interviewvragen (PTA)

Instructie Blok 3 Grammatica

Lesdoelen

Je kunt de tot nu toe geleerde zinsdelen benoemen in een zin;

Je kunt het meewerkend voorwerp met 'voor' benoemen.

De verschillende zinsdelen

• wwg (werkwoordelijk gezegde, waaronder pv)
  
• ond (onderwerp)
• lv (lijdend voorwerp)
• mv (meewerkend voorwerp)

De moeder geeft haar zoontje op het schoolplein een knuffel.
Wat is de persoonsvorm?

1. De moeder
2. geeft
3. haar zoontje
4. een knuffel

De moeder geeft haar zoontje op het schoolplein een knuffel.
Wat is het onderwerp?

1. De moeder
2. geeft
3. haar zoontje
4. een knuffel

De moeder geeft haar zoontje op het schoolplein een knuffel.
Wat is het lijdend voorwerp?

1. De moeder
2. geeft
3. haar zoontje
4. een knuffel

De moeder geeft haar zoontje op het schoolplein een knuffel.
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. De moeder
2. geeft
3. haar zoontje
4. een knuffel

Het meewerkend voorwerp (mv)

Aan wie of voor wie + wwg + ond + lv

Dylan geeft een cadeautje aan Samantha.

Dylan neemt een cadeautje mee voor Samantha.

Samantha ontvangt iets, het mv is de ontvanger.

LET OP: de woorden aan en voor horen altijd bij het mv!

LET OP

De lange man ging voor mij staan.

Het werkwoord hangen heeft geen ontvanger, 'voor mij' is dus een ander zinsdeel.

Het schilderij hangt aan de muur.

'Aan de muur' geeft aan waar iets hangt, het is dus een ander zinsdeel.

Mv of niet?
Sommige leerlingen beginnen te laat met leren voor een toets.

1. Ja
2. Nee

Mv of niet?
Voor wie heb jij dat cadeautje gekocht?

1. Ja
2. Nee

Mv of niet?
Ik heb vogelvoer aan een tak gehangen.

1. Ja
2. Nee

Huiswerk

Maken:

Blok 3 Grammatica

(3.3 en 3.4, blz. 136),

opdr. 1 t/m 4