In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom 2B!
Start de LessonUp op!
We gaan aan de slag met 1.6
Pak je schrift en een pen
Slide 1 - Tekstslide
In deze paragraaf leer je:
-de zinsdelen persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp.
-het werkwoordelijk gezegde met een wederkerend werkwoord benoemen.
Slide 2 - Tekstslide
De persoonsvorm is ALTIJD een:
A
Zelfstandig naamwoord
B
Persoon
C
Werkwoord
D
Lijdend voorwerp
Slide 3 - Quizvraag
Persoonsvorm, zo kun je hem vinden:
Slide 4 - Woordweb
Persoonsvorm
De zin vragend te maken. Het eerste woord is de persoonsvorm.
Ik mag mijn jas aantrekken.
De zin in een andere tijd te zetten. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Jullie werken hard tijdens de les.
Slide 5 - Tekstslide
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord
Slide 6 - Quizvraag
Wie (of wat) + PV =
A
Lijdend voorwerp (lv)
B
Onderwerp (ow)
C
Persoonsvorm (pv)
D
Meewerkend voorwerp (mv)
Slide 7 - Quizvraag
Onderwerp
Iedere zin heeft een onderwerp.
De pv en het onderwerp horen bij elkaar.
Zonder de pv kun je het onderwerp niet vinden
Wie doet er iets in de zin?
Slide 8 - Tekstslide
Wat de Persoonsvorm?
Ik leer het onderwerp te vinden.
A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Ik leer het onderwerp te vinden.
A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Als onderwerp kozen ze pooldieren.
A
Onderwerp
B
Pooldieren
C
Kozen
D
Ze
Slide 11 - Quizvraag
Werkwoordelijk gezegde
Slide 12 - Woordweb
Vul maar in...
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit .......................... in een zin. De ............ hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde. Het werkwoordelijk gezegde kan uit .................... werkwoorden bestaan. Het woordje ..... hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde.
timer
1:00
Slide 13 - Tekstslide
Vul maar in...
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin. De persoonsvorm hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde. Het werkwoordelijk gezegde kan uit splitsbare werkwoorden bestaan. Het woordje te hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.