3-17, MH1E, pv, ow, wg

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning 
Min
Activiteit 
Nodig 
10
Lezen
leesboek
10
Herhaling vorige lessen en lesdoelen
Schrift, pen/potlood,
laptop
15
Zelfstandig werken
Schrift, pen/potlood,
oefeningen
5
Check lesdoelen
Device
10
Ochtendjournaal
-

Slide 2 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
'Dit jaar zal niemand van klas 1F blijven zitten.'

Slide 4 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
'Dit jaar zal niemand van klas 1F blijven zitten.'

Slide 5 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Dit jaar zal niemand van klas 1F blijven zitten.'

Slide 6 - Open vraag

Lesdoelen:
  1. Je kan de persoonsvorm vinden van een zin.
  2. Je kan het onderwerp vinden van een zin.
  3. Je kan het werkwoordelijk gezegde vinden van een zin.
Klaar!
Doe even iets totaal anders en leer waarom de verkiezingen voor jou belangrijk zijn!

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm
  • De zin vragend te maken.
    Het eerste woord is de persoonsvorm.
Ik mag mijn jas aantrekken. 

  • De zin in een andere tijd te zetten. 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Jullie werken hard tijdens de les.

Slide 8 - Tekstslide

Noteer de persoonsvorm uit deze zinnen:

1. Judith heeft haar brood opgegeten.
2. Mijn vader vergeet zich soms te scheren.

Slide 9 - Open vraag

Onderwerp


  • Iedere zin heeft een onderwerp.
  • De pv en het onderwerp horen bij elkaar.
  • Zonder de pv kun je het onderwerp niet vinden

Wie/wat + pv? 

Slide 10 - Tekstslide

Noteer het onderwerp uit deze zinnen:

1. Judith heeft haar brood opgegeten.
2. Mijn vader vergeet zich soms te scheren.

Slide 11 - Open vraag

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’.
  • Let op: het woordje te voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!
Ik heb veel te doen.
werkwoordelijk gezegde: heb te doen


Slide 12 - Tekstslide

Noteer het werkwoordelijk gezegde uit deze zinnen:

1. Judith heeft haar brood opgegeten.
2. Mijn vader vergeet zich soms te scheren.

Slide 13 - Open vraag

Aan het werk
Persoonsvorm en zinsdelen oefenen


Onderwerp oefenen


Werkwoordelijk gezegde oefenen

A
B
C

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Welke doelen heb je al bereikt?
  1. Je kan de persoonsvorm vinden van een zin.
  2. Je kan het onderwerp vinden van een zin.
  3. Je kan het werkwoordelijk gezegde vinden van een zin.

Slide 16 - Tekstslide

Noteer onder elkaar de pv, het ow en het wg.

'De kat heeft de krullen van de trap gekrabd'

Slide 17 - Open vraag